Inloggen

Archief

Maaltijdkosten onder WKR beperkt aftrekbaar van IB-winst

Voor zover een werkgever de vergoeding of verstrekking van maaltijden aan werknemers
niet aanmerkt als loon in natura, zijn deze loonkosten beperkt aftrekbaar.

Een IB-ondernemer die een supermarkt exploiteert, past op het loon van zijn werknemers
over 2016 de werkkostenregeling toe. In 2016 heeft hij een bedrag van € 6.533,91 aan
vergoedingen en verstrekkingen van (op de werkplek) genuttigde maaltijden, consumpties,
personeelsfeesten en werkkleding betaald. Van deze vergoedingen en verstrekkingen
is een deel cao gerelateerd. Volgens de ondernemer vallen de kosten die onder de werkkostenregeling
vallen niet onder de aftrekbeperking van bepaalde kosten, ook wel Oort-kosten genoemd.
De Belastingdienst is het daar niet mee eens en past de aftrekbeperking wel toe.

Maaltijden onder werkkostenregeling gebracht Ook Hof Den Bosch oordeelt dat de fiscus terecht de aftrekbeperking heeft toegepast.
Op basis van een besluit van de staatssecretaris van Financiën zijn de als loonkosten
aan te merken uitgaven die verband houden met voedsel volledig aftrekbaar bij het
bepalen van de winst. Dat heeft het volgende effect. Als een werkgever aan zijn werknemers
gratis maaltijden verstrekt, is de aftrekbeperking slechts van toepassing op het deel
van de kosten van de maaltijd dat niet is aan te merken als loon in natura. Doordat
hier de werkkostenregeling is toegepast, zijn de maaltijden niet bij de werknemer
belast als loon in natura. De aftrekbeperking in de inkomstenbelasting is dus wel
aan de orde.

Bron: Hof Den Bosch 12-04-2023 (gepubl. 24-08-2023).

Investeringsbehoefte doet liquide middelen onder BOR vallen

Drijft een bv een materiële onderneming en moet zij in dat kader investeringen doen?
Dan kunnen liquide middelen en effecten ondernemingsvermogen voor de bedrijfsopvolgingsregeling
zijn.

Op 22 maart 2016 overlijdt een vrouw, die haar twee kinderen heeft benoemd tot erfgenaam
en haar vier kleinkinderen aangewezen als legataris. De nalatenschap omvat onder andere
een aandelenbelang van 37,56% in een holding. Deze holding houdt alle aandelen in
een bv met diverse deelnemingen. De activiteiten van de bv zijn voornamelijk gericht
op het ontwikkelen, fabriceren en verkopen van hoogwaardige ingrediënten voor brood
en banket. In 2015 heeft de bv nieuwe belangen verkregen en enkele bestaande belangen
uitgebreid. Eind 2015 staan op de balans van de holding ruim € 30 miljoen aan liquide
middelen en € 12 miljoen aan effecten. De erfgenamen en legitimarissen willen de bedrijfsopvolgingsregeling
(BOR) in de Successiewet toepassen. Maar de vraag is of met betrekking tot enkele
uitbreidingen is voldaan aan de zogeheten bezitseis. Ook staat ter discussie of de
liquide middelen en beleggingen voor de BOR kwalificeren als ondernemingsvermogen.

Bv drijft één objectieve onderneming Bij overlijden houdt de bezitseis in dat de erflater minimaal een jaar voor zijn overlijden
de aandelen onafgebroken in bezit heeft gehad. De vennootschap waarin hij de aandelen
houdt, moet gedurende minimaal die periode een onderneming drijven. Omdat de vrouw
is overleden vóór 1 juli 2016, geldt de oude regeling nog. Dat betekent dat de bezittingen
en schulden van de bv naar rato worden toegerekend aan de holding. Rechtbank Gelderland
oordeelt dat de bv een materiële onderneming drijft en dat dit één objectieve onderneming
is. Daarom is niet van belang dat een deel van de belangen die de bv houdt minder
dan een jaar voor het overlijden zijn verkregen. Voor de uitbreiding van de belangen
geldt geen afzonderlijke bezitstermijn.

Liquide middelen en effecten nodig voor investeringen Vervolgens stelt een legataris dat de liquide middelen en effecten van de holding
ondernemingsvermogen vormen. De holding is opgericht als financieringsorgaan van de
bv, die de liquide middelen en effecten kan gebruiken voor acquisitie en investeringen.
Bovendien waarborgen deze vermogensbestanddelen dat het karakter van familiebedrijf
behouden blijft. Ten slotte vormen ze een buffer voor de kosten van de eigen bedrijfsvoering
van de holding. De rechtbank gaat mee in deze stellingen. Volgens de rechtbank is
mede van belang dat de bv dankzij haar dividendbeleid een financiële buffer voor overnames
en onderhoud en investeringen kan aanhouden. De bv heeft het voornemen om jaarlijks
€ 15 miljoen aan overnames en voor € 27,5 miljoen aan onderhoud en investeringen te
doen. De rechtbank staat daarom de bv toe om 70% van dit jaarbedrag als buffer aan
te houden. Een bedrag van € 29,75 miljoen aan liquide middelen en effecten kwalificeert
dus als ondernemingsvermogen.

Bron: Rb Gelderland 30-06-2023 (gepubl. 21-08-2023).

Voorkom intrekken betalingsregeling bijzonder uitstel

De Belastingdienst attendeert ondernemers nogmaals op de mogelijkheden om te voorkomen
dat de betalingsregeling bijzonder uitstel van betaling vanwege de coronacrisis wordt
ingetrokken.

Betalingsachterstand inlopen Wie een achterstand heeft voor nieuwe betalingsverplichtingen vanaf 1 oktober 2022
en/of de termijnen van de betalingsregeling bijzonder uitstel en deze inloopt vóór
29 augustus 2023 kan gebruik blijven maken van de betalingsregeling bijzonder uitstel.
Het is dan ook mogelijk een of meer aanpassingen van de betalingsregeling aan te vragen.
Bijvoorbeeld een betaalpauze of een verlenging van de betalingsregeling. Meer informatie
hierover is te vinden op de site van de Belastingdienst.

Gevolgen niets doen Als de Belastingdienst de betalingsregeling bijzonder uitstel intrekt moet de ondernemer
alle (naheffings)aanslagen die onder het bijzonder uitstel van betaling vanwege de
coronacrisis vallen, in een keer betalen. Plus eventuele kosten van invorderingsmaatregelen.
De ondernemer moet dit volledige bedrag betalen vóór 29 augustus 2023. In de intrekkingsbrief
staat hoe men kan betalen.

Intrekkingsbrief Ondernemers die een intrekkingsbrief hebben gekregen voldoen om een van de volgende
redenen niet aan de voorwaarden voor de betalingsregeling bijzonder uitstel:

  • De ondernemer heeft sinds 1 oktober 2022 niet voldaan aan al de nieuwe betalingsverplichtingen.

  • De ondernemer heeft sinds 1 oktober 2022 de termijnen van de betalingsregeling niet
    op tijd betaald.

  • De ondernemer loopt achter met uw betalingsverplichtingen vanaf 1 oktober 2022 én
    met de termijnen van de betalingsregeling.

Grote ondernemingen en buitenlands belastingplichtigen Belastingzaken van grote ondernemingen worden behandeld door een van de belastingkantoren
voor Grote Ondernemingen (GO). Belastingzaken van buitenlands belastingplichtige worden
behandeld door Kennis- en Expertisecentrum Buitenland in Heerlen. In deze gevallen
gelden de hiervoor genoemde datums niet.

Meer info vindt u op de website van de Belastingdienst – zoekwoord: Voorkom dat wij
uw betalingsregeling bijzonder uitstel intrekken!

Bron: Belastingdienst 23-08-2023

Verkoopverlies verhoogt autokostenforfait niet

Het autokostenforfait mag niet hoger zijn dan de werkelijke autokosten. Daarbij geldt
dat incidentele verliezen op personenauto’s niet tot de werkelijke autokosten behoren.

Via zijn eenmanszaak drijft een man een advocatenkantoor. Tot het vermogen van deze
onderneming behoren enkele personenauto’s, die de man ter beschikking staan. Hij heeft
deze auto’s mede gebruikt voor privédoeleinden. Vanwege dit privégebruik verhoogt
de inspecteur het belastbaar inkomen met een bijtelling (strikt genomen heet dit bij
ondernemers een onttrekking). Daarbij past de Belastingdienst het autokostenforfait
toe. De man gaat in bezwaar en beroep tegen deze bijtelling. Hij stelt dat zijn werkelijke
autokosten een stuk lager waren dan de forfaitaire bedragen. Maar de man weet deze
stelling niet aannemelijk te maken voor Hof Den Bosch. De man gaat vervolgens in cassatie.
Een van zijn klachten is gericht tegen het oordeel van het hof dat de verkoopverliezen
op de personenauto’s behoren tot de in aanmerking te nemen werkelijke autokosten.

Verlies op auto is incidenteel resultaat De Hoge Raad redeneert dat het bedrag van het autokostenforfait in een jaar niet hoger
mag zijn dan de werkelijke autokosten die van de winst zijn afgetrokken. Komt in dat
jaar bij de vervreemding van de auto een boekwinst of boekverlies tot uitdrukking?
Dan moet die winst of dat verlies bij de vaststelling van deze werkelijke kosten in
beginsel buiten beschouwing blijven. Zo’n winst of verlies vormt immers een incidenteel
resultaat dat geen aanwijzing inhoudt dat de kosten van het privégebruik dienovereenkomstig
zijn verlaagd dan wel verhoogd. Een verkoopresultaat telt overigens wel mee als de
personenauto tot de bedrijfsvoorraad behoort. Dat is hier echter niet aan de orde.
Daarom verklaart de Hoge Raad het cassatieberoep van de man gegrond. Hof Arnhem-Leeuwarden
krijgt de opdracht de zaak af te handelen en daarbij de werkelijke autokosten nader
te onderzoeken.

Bron: HR 18-08-2023.

Subsidieprogramma Ukraine Partnership Facility

Internationale ondernemers en maatschappelijke organisaties kunnen met het subsidieprogramma
Ukraine Partnership Facility (UPF) samen met een Oekraïense organisatie werken aan
herstel en wederopbouw in Oekraïne. Het subsidieprogramma is vanaf 4 september beschikbaar.

De behoefte aan steun in Oekraïne is sinds de Russische invasie groot. Omdat projecten
in de Oekraïne meestal niet zijn te financieren met geld uit de commerciële sector,
ondersteunt het subsidieprogramma UPF projecten die werken aan schadeherstel en opbouw
van de publieke en private sector. Het doel is duurzaam herstel van de economie en
samenleving in Oekraïne. Het gaat om projecten in de sectoren water, gezondheidszorg
en landbouw. Waar dat mogelijk is, dragen deze projecten bij aan een betere positie
van kwetsbare groepen, waaronder vrouwen en jongeren.

Bedrijven en organisaties kunnen in samenwerking met minimaal één lokale organisatie
in Oekraïne een project opzetten en uitvoeren. De subsidieaanvrager (penvoerder) is
een Nederlands bedrijf of maatschappelijke organisatie. Voor UPF is in 2023 € 25 miljoen
beschikbaar. Voorlopig is er één openstelling. Het subsidiebudget wordt op volgorde
van binnenkomst van complete aanvragen verdeeld. Per project kan minimaal € 500.000
en maximaal € 5 miljoen subsidie worden aangevraagd. De subsidie bedraagt maximaal
100% van de totale subsidiabele kosten.

De voorwaarden voor de aanvrager zijn:

  • Een Nederlandse onderneming of maatschappelijke organisatie dient de aanvraag voor
    subsidie in namens een partnerschap (penvoerder). Maatschappelijke organisaties zijn
    onder meer ngo’s, kennisinstellingen en brancheorganisaties.

  • Een partnerschap bestaat uit minimaal twee bedrijven/organisaties. Het partnerschap
    moet gevormd zijn, voordat de aanvrager (penvoerder) subsidie kan aanvragen. De penvoerder
    stuurt de samenwerkingsovereenkomst mee met de subsidieaanvraag.

  • Alle partners in het partnerschap zijn private rechtspersonen.

Meer informatie is te vinden op de site van RVO: https://www.rvo.nl/subsidies-financiering/upf

Bron: RVO 07-08-2023

© lArcade 2024