Inloggen

Archief

Loonafspraken dalen verder

De nieuwe loonafspraken in april 2024 kwamen uit op gemiddeld 4,8%. Dat is in lijn
met de dalende trend die in de zomer van 2023 is ingezet. Hoewel het jaargemiddelde
daalt is het nog steeds veel hoger dan in de afgelopen veertig jaar. Zo blijkt uit
cao-maandbericht over december van AWVN.

De gemiddelde loonafspraak in 2024 is nu 5,6%. De dalende trend in de loonafspraken,
die afgelopen zomer werd ingezet, volgt op de gedaalde inflatie, de iets ruimere arbeidsmarkt
en de onzekere economische vooruitzichten. De hoge inflatie in 2022 en begin 2023,
in combinatie met stijging van de minimumlonen, zorgde voor hoge loonafspraken. De
achterblijvende groei van de arbeidsproductiviteit maakt volgens AWVN duidelijk dat
de loonruimte in het bedrijfsleven kleiner is geworden.

Kerncijfers

Loonafspraken april gemiddeld 4,8%

Loonafspraken 2024 gemiddeld 5,6%

Loonafspraken 2023 gemiddeld 7,3%

Hoogste maandgemiddelde afgelopen jaren 8,0% in oktober 2023

Aantal nieuwe cao-akkoorden in april 2024: 35

Aantal aflopende cao’s in 2024: 536 voor 4,0 miljoen werknemers

Aantal vernieuwde cao’s die in 2024 ingaan: 213 voor 1,8 miljoen werknemers

Aantal openstaande cao’s – met expiratie in 2024: 323 voor 2,2 miljoen werknemers

Bron: AWVN.nl 13-05-2024.

Haal bij toets voor rechtsherstel niet de krenten uit de pap

Rechtbank Zeeland-West-Brabant benadrukt dat bij de toets of iemand recht heeft op
rechtsherstel men het forfaitaire rendement moet vergelijken met alle werkelijke rendementen.
De toets blijft dus niet beperkt tot laag renderende beleggingen.

De totale waarde van de bezittingen in box 3 van twee fiscale partners bedraagt in
2021 € 462.166. Daarvan is € 100.778 toe te rekenen aan banktegoeden, € 22.368 aan
effecten, € 268.233 aan verpachte landbouwgronden en € 70.787 aan uitgeleend geld.
De fiscale partners menen recht te hebben op rechtsherstel. Zij stellen dat het werkelijk
rendement op de verpachte landbouwgronden en het uitgeleende geld lager is dan het
wettelijk forfaitaire rendement. Maar in de beroepsprocedure wijst de rechtbank erop
dat de fiscale partners niet de krenten uit de pap mogen halen. Dat wil zeggen dat
zij de vergelijking van het werkelijk rendement met het forfaitair rendement niet
mogen beperken tot bepaalde vermogensbestanddelen. Bij deze toets moet men het totaal
van de werkelijke rendementen op alle vermogensbestanddelen in box 3 vergelijken men
het totale forfaitaire rendement.

Totaal werkelijk rendement overtreft forfaitair rendement In dit geval betwist de inspecteur gemotiveerd dat het werkelijk rendement op de verpachte
landbouwgronden en de schuldvorderingen zo laag is als de fiscale partners beweren.
Bovendien overtreft het werkelijk rendement op de banktegoeden en de effecten de forfaitaire
rendementen. De rechtbank stelt vast dat het werkelijk rendement over alle box 3-vermogensbestanddelen
hoger is dan het totale forfaitaire rendement. Daarom komen de fiscale partners niet
in aanmerking voor rechtsherstel.

Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 30-04-2024 (gepubl. 06-05-2024).

Vrijgestelde levering perceel met aandeel in mandelige weg

Een perceel met een aandeel in een mandelige weg is voor de btw geen bouwterrein als
een splitsing tussen het perceel en de weg kunstmatig zou zijn.

Een bv die zich bezighoudt met de aan- en verkoop van vastgoed, heeft zes percelen
verkocht. Omdat de bv meent dat de leveringen van deze percelen zijn vrijgesteld van
btw, heeft zij geen btw gefactureerd. Maar de inspecteur meent dat de percelen kwalificeren
als bouwterreinen. De levering van een bouwterrein is wel belast met btw. Daarom legt
de Belastingdienst de bv een naheffingsaanslag omzetbelasting op. De bv gaat daartegen
met gedeeltelijk succes in beroep. Rechtbank Gelderland oordeelt dat de leveringen
van twee percelen btw-vrijgesteld zijn en een perceel sowieso btw-belast is. De leveringen
van de overige drie percelen zijn in beginsel belast met btw, maar voor zover de koopsom
ziet op een stuk van een mandelige weg is zij btw-vrijgesteld. Daarom verlaagt de
rechtbank de naheffingsaanslag. De bv probeert vervolgens in hoger beroep bij Hof
Arnhem-Leeuwarden om de naheffingsaanslag verder verminderd of zelfs vernietigd te
krijgen.

Levering van percelen met slechts restanten of sloopverplichting Het hof beoordeelt alle zes de percelen. Op een van de percelen staan op het moment
van levering alleen nog de fundamenten en een gedeelte van een muur van een voorheen
aanwezige schuur. Op een ander perceel bevinden zich alleen een klein deel van de
fundamenten van een gierkelder. Zulke restanten tellen niet als gebouwen, zodat deze
twee percelen kwalificeren als bouwterreinen. Bij de verkoop van een ander perceel
heeft de bv zich verplicht resterende verbouwing voor eigen rekening en risico te
(laten) slopen. Ook dan is sprake van een bouwterrein.

Percelen met aandeel in mandelige weg Met betrekking tot drie percelen met aandelen in een mandelige weg oordeelt het hof
dat vanuit economisch oogpunt zij één geheel vormen met de aandelen in de mandelige
weg die toerekenbaar zijn aan die percelen. De percelen zijn namelijk niet goed te
gebruiken zonder ook de mandelige weg te gebruiken. Het zou daarom kunstmatig zijn
de mandelige weg als zelfstandig bruikbaar aan te merken zonder daarbij de percelen
waartoe die weg leidt in aanmerking te nemen. Het hof oordeelt daarom dat de levering
van elk van deze drie percelen de levering van één onroerende zaak vormt, die geen
bouwterrein is. Dat betekent dat deze leveringen zijn vrijgesteld van omzetbelasting.
Het uiteindelijke effect is dat het hof de naheffingsaanslag vermindert met € 103.514.

Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 30-04-2024 (gepubl. 10-05-2024).

Aanpassingen Handelsregister: meer privacy en verbeterde toegankelijkheid

Minister Adriaansens informeert de Tweede Kamer over de voortgang van Datavisie Handelsregister.
De Datavisie HR wil een beleidskader bieden voor integer gebruik van de data uit het
HR door de privacy van de ingeschrevenen te verbeteren en tegelijkertijd de toegankelijkheid
van het HR te vergroten.

De afgelopen jaren kregen ingeschreven ondernemers steeds meer last van ongewenst
gebruik van hun zakelijke gegevens. Gegevens die bij wet verplicht openbaar zijn worden
bijvoorbeeld gebruikt voor marketingdoeleinden, terwijl daar geen toestemming voor
is gegeven. Adresgegevens van individuen worden op internet gepubliceerd (doxing)
en vooral steeds meer zelfstandige ondernemers hebben online en fysiek last van dreigende
situaties. Om deze problemen tegen te gaan en te zorgen dat het Handelsregister mee
blijft gaan met de tijd, wordt een aantal zaken verbeterd:

  • betere bescherming van persoonsgegevens;

  • een rem op ongewenste directe marketing;

  • een nieuwe vorm van het financieren van het Handelsregister.

Ondernemers die ingeschreven staan kunnen voor een jaarlijkse bijdrage volop van de
handelsregisterfuncties zoals uittreksels gebruik maken. Het verdienmodel van ongewenst
datagebruik door derden valt hierdoor weg.

Proces Een belangrijk onderdeel is de wijziging in de financiering van het Handelsregister.
Ondernemers die ingeschreven staan gaan hier een vaste bijdrage per jaar voor betalen.
Deze regelgeving ligt ter consultatie openbaar voor zodat iedereen daarop zijn zienswijze
kan geven.
Het verbod op het gebruik van handelsregistergegevens voor direct marketingdoeleinden
wordt opgenomen in een tweede wetsvoorstel dat staat gepland voor komend jaar. Naast
deze maatregelen zal de controle van de gegevens door de Kamer van Koophandel (KvK)
worden aangescherpt. Een voorbeeld is dat KvK bij inschrijving in het Handelsregister
monitort op onaannemelijke bedrijfslocaties zoals een bedrijf dat gevestigd zou zijn
op een gevangenisterrein. De planning is voor eind 2025 zoveel mogelijk maatregelen
doorgevoerd te hebben.

De internetconsultatie Wetsvoorstel financieringsstructuur Handelsregister staat open
tot 9 juni 2024 (https://www.internetconsultatie.nl/financieringsstructuurhr/b1).

Bron: Min. EZK 08-05-2024.

Ongerealiseerde waardestijging is geen echt rendement

Hof Den Haag oordeelt dat een ongerealiseerde waardestijging van een tweede woning
niet behoort tot het werkelijk rendement in het kader van rechtsherstel.

Het box 3-vermogen in 2019 van een vrouw en haar echtgenoot bestaat uit bank- en spaartegoeden
in Nederland, een tweede woning, een aandeel in de reserve van een Vereniging van
Eigenaren (VvE) en een schuld. Het echtpaar verhuurt de tweede woning niet en houdt
die woning evenmin aan als belegging. De vrouw is het niet eens met de manier waarop
de Belastingdienst haar inkomen uit sparen en beleggen over 2019 heeft berekend. Zij
meent recht te hebben op rechtsherstel. Een beroepsprocedure voor Rechtbank Den Haag
levert echter slechts een beperkt succes op. Zo merkt de rechtbank op dat de WOZ-waarde
van de woning voor 2018 € 164.000 bedraagt en in 2019 een waarde van € 176.000 heeft.
Dat betekent dat sprake is van een ongerealiseerde waardestijging. De rechtbank betrekt
deze ongerealiseerde waardestijging in het werkelijk rendement.

Daadwerkelijk behaald rendement op VvE-aandeel Het hof verwerpt in hoger beroep het standpunt dat ongerealiseerde waardestijgingen
deel uitmaken van het werkelijk rendement. In beginsel mag niet meer worden belast
dan feitelijk genoten rentes, dividenden, huren, royalty’s en mogelijk andere vormen
van direct gerealiseerde vermogensopbrengst. Ook het daadwerkelijk behaalde rendement
op het aandeel in het VvE-vermogen telt mee. Omdat beide partijen de hoogte van dit
rendement niet aannemelijk maken, stelt het hof zelf het rendement op het VvE-aandeel
op € 2.500. Door deze aanpassingen komt het inkomen uit box 3 van de vrouw op een
lager bedrag te staan. Dit lagere bedrag vormt geen individuele en buitensporige last,
zo oordeelt het hof.

Bron: Hof Den Haag 05-03-2024 (gepubl. 07-05-2024).

© lArcade 2024