Inloggen

Archief

Internetconsultatie subsidieregeling faciliteren meer uren werken

Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is een internetconsultatie voor
een tijdelijke subsidieregeling gestart. Deze subsidieregeling is gericht op het uitvoeren
van interventies om het werken van meer uren te faciliteren. De interventies worden
onderzocht op effectiviteit.

Sectoren als zorg en welzijn, de kinderopvang en het onderwijs kampen met structurele
personeelstekorten. Uitbreiding van het aantal gewerkte uren van mensen die in deeltijd
werken draagt bij aan het oplossen van deze personeelstekorten. De subsidieregeling
is een onderdeel van het Nationaal groeifondsprogramma Meer uren werkt! In het programma
richten het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, kennispartners en andere
betrokken partijen zich op de uitbreiding van het aantal gewerkte uren van deeltijdwerkers.
Voor de subsidieregeling is in het beoogde eerste aanvraagtijdvak (13 januari 2025
tot en met vrijdag 14 februari 2025) € 6.600.000 beschikbaar voor de uitvoering en
evaluatie van zeven interventies. Het programma Meer uren werkt! loopt van 2024 tot
en met 2033.

Interventies De subsidieregeling richt zich in het eerste aanvraagtijdvak op zeven interventies.
Vijf daarvan richten zich primair op de werknemers die in deeltijd werken in de sectoren
zorg, kinderopvang en onderwijs. Dit gaat om: roostersessies, herstructurering van
taken, het goede gesprek, combinatiebanen en mantelzorgvriendelijke organisaties.
De twee overige interventies richten zich op werknemers in alle arbeidsmarktsectoren
en hebben betrekking op het stimuleren van oudervriendelijke organisaties en het wegnemen
van misverstanden rond marginale druk.

De subsidieregeling biedt de mogelijkheid voor brancheorganisaties, O&O-fondsen, werkgevers-
en werknemersorganisaties en interventiepartners om aan de hand van de interventies
werknemers op vrijwillige basis te stimuleren meer uren te werken. Een samenwerkingsverband
kan een aanvraag doen voor de interventies (activiteiten) die zijn omschreven in de
subsidieregeling. Voor alle activiteiten moet een aparte aanvraag worden ingediend.
De interventiepartner is de partij die de interventie zal uitvoeren bij de deelnemende
organisaties.

Er kan van 24 juni tot en met 8 juli op deze internetconsultatie worden gereageerd
(https://www.internetconsultatie.nl/tijdelijkesubsidieregelingonderzoekinterventiesteruitbreidingarbeidstijd/b1).

Bron: Min. SZW, 24-06-2024.

Achteraf opgestelde stemovereenkomst leidt niet tot FE OB

Naast economische en organisatorische verwevenheid is voor het bestaan van een fiscale
eenheid omzetbelasting (FE OB), ook financiële verwevenheid nodig. Daaraan wordt niet
voldaan bij een als eenheid samenwerkende groep of een achteraf opgestelde stemovereenkomst.

Een bv houdt zich bezig met vastgoedexploitatie, een aannemersbedrijf en het ter beschikking
stellen van personeel. De aandeelhouders zijn twee natuurlijke personen A en B, ieder
voor 40% en bv X voor 20%. De heren A en B zijn ieder ook voor 50% aandeelhouder van
bv Y. Die bv heeft alle aandelen in bv Z. In het Handelsregister staat de heer A vermeld
als enig bestuurder van de bv en bv X. Bv Y is enig bestuurder van bv Z.

Boekenonderzoek Bij een boekenonderzoek constateert de inspecteur dat personeel van de bv, de heer
A, een projectleider en een administratief medewerkster, werkzaamheden hebben verricht
voor een project, uitgevoerd door bv Z. De bv heeft hiervoor geen vergoeding in rekening
gebracht aan bv Z, wel heeft bv Z winst uitgekeerd. De inspecteur heeft een naheffingsaanslag
omzetbelasting aan de bv opgelegd, omdat volgens hem de bv geen belaste prestaties
verricht en daarom ten onrechte de in rekening gebrachte omzetbelasting heeft teruggevraagd.
In geschil bij Hof Arnhem Leeuwarden is onder meer of de bv, bv Y en bv Z een FE OB
vormen.

Geen meerderheid aandelen of stemrechten Tussen partijen is niet in geschil dat sprake is van een economische en organisatorische
verwevenheid tussen de drie bv’s. Het gaat om de vraag of sprake is van financiële
verwevenheid. In een eerder arrest heeft de Hoge Raad aangegeven wanneer sprake is
van financiële verwevenheid. Daarvan is sprake als ten minste de meerderheid van de
aandelen in elk van de vennootschappen en ook de zeggenschap middellijk of onmiddellijk
in dezelfde handen is. Tussen partijen is niet in geschil dat de heer A , de heer
B en bv X geen van allen middellijk of onmiddellijk een meerderheid van de aandelen
of stemrechten in de bv hebben.

Financiële verwevenheid door een samenwerkende groep? Volgens de gemachtigde van de bv is ook sprake van financiële verwevenheid in geval
van een samenwerkende groep. Het hof komt echter op basis van Europese rechtspraak
tot de conclusie dat de term ‘als eenheid samenwerkende groep’ slechts uitleg geeft
aan het begrip ‘eenieder’. Deze uitleg leidt niet tot de conclusie dat ook zonder
een vereiste meerderheid van de aandelen een fiscale eenheid zou bestaan.

Financiële verwevenheid door een stemovereenkomst? Het hof volgt de bv ook niet in haar stelling dat de gemaakte stemafspraken tot een
fiscale eenheid zouden kunnen leiden. Volgens het hof is namelijk niet aannemelijk
dat de stemovereenkomst al bestond in het tijdvak 2013-2016. De overeenkomst zelf
is pas in 2023 opgemaakt en er is geen ander steunbewijs die het bestaan van de stemovereenkomst
bevestigt. Het hof oordeelt dat er geen FE OB bestaat. Verder oordeelt het hof dat
de bv deels niet-economische prestaties verricht, zodat de naheffingsaanslag terecht
is opgelegd. Een deel van de voorbelasting is ten onrechte teruggevraagd.

Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 11-06-2024 (gepubl. 21-06-2024).

Verzoek om goedkeuring nieuwe pensioenregeling

Op 1 juli 2023 is de Wet toekomst pensioenen ingevoerd. Hierdoor moeten werkgevers
hun pensioenregelingen aanpassen. Het Centraal Aanspreekpunt Pensioenen van de Belastingdienst
geeft aan dat nieuwe pensioenregelingen voordat ze in werking treden ter goedkeuring
kunnen worden voorgelegd aan de Belastingdienst.

Op 1 juli 2023 is de Wet toekomst pensioenen in werking getreden. Hierdoor zijn de
fiscale en civiele wettelijke kaders voor pensioenregelingen gewijzigd en moeten pensioenregelingen
worden aangepast. Het Centraal Aanspreekpunt Pensioenen van de Belastingdienst wijst
erop dat art. 19c Wet LB 1964 werkgevers de mogelijkheid biedt om een nieuwe of gewijzigde
pensioenregeling fiscaal te laten toetsen door de Belastingdienst voordat deze wordt
ingevoerd.

Gevolgen vooraf voorleggen Bij een tijdig voorgelegde pensioenregeling kan de regeling zonder fiscale gevolgen
met terugwerkende kracht worden aangepast als de toetsing hiervoor aanleiding geeft.
De werkgever moet de nieuwe pensioenregeling voorleggen aan de inspecteur die competent
is voor die werkgever. De werkgever kan vervolgens de regeling invoeren.

Voorwaarde terugwerkende kracht De mogelijkheid om een fiscaal niet-kwalificerende regeling met terugwerkende kracht
aan te passen, bestaat alleen als de regeling ter beoordeling is voorgelegd aan de
Belastingdienst voordat die regeling is ingevoerd.

Bron: Centraal Aanspreekpunt Pensioenen, 14-06-2024.

Klaarstaan is niet hetzelfde als ondernemen

De uren waarin een ondernemer beschikbaar is voor zijn onderneming zonder echt iets
te doen, tellen niet mee voor het urencriterium.

Een man exploiteert van 2017 tot en met 16 maart 2020 in de vorm van een eenmanszaak
een autowasstraat. De autowasstraat ligt naast de woning van de man en op hetzelfde
terrein. De autowasstraat is geopend op maandag, dinsdag, donderdag en vrijdag tussen
11.00 uur en 18.00 uur, en op zaterdag tussen 8.30 uur en 18.00 uur. Als een auto
het terrein oprijdt voor een wasbeurt gaat in de woning van de man een bel af. Zo
weet de ondernemer dat er een klant is en zet hij de autowasstraat in werking. Zijn
overige werkzaamheden in het kader van de onderneming bestaan onder meer uit het schoonmaken
en onderhouden van het terrein, de wasinstallaties en de gebouwen, en het bijhouden
van de dagelijkse administratie. In 2019 koopt de man een tweedehands installatie
voor wasplaatsen. Hij neemt het schoonmaken en repareren van deze installatie zelf
op zich.

Geen stukken overlegd De ondernemer claimt over de jaren 2017-2020 de zelfstandigenaftrek, maar daarvoor
moet hij voldoen aan het urencriterium. De inspecteur betwist dat de man daaraan voldoet.
Daarop gaat de man in beroep. Hij overlegt echter geen gegevens over de jaren 2017
en 2018. Daardoor maakt hij ten aanzien van die jaren het aantal gestelde bestede
uren niet aannemelijk. Met betrekking tot 2019 en 2020 stelt de man in totaal 300
uur respectievelijk 195 uur aan zijn onderneming te hebben besteed in verband met
de werkzaamheden aan de tweedehands installatie voor wasplaatsen. Maar zelfs al zou
de rechtbank deze gestelde uren aannemelijk vinden, dan moet de man nog minstens 925
uur (2019) en 982 uur (2020) onderbouwen. De man heeft echter geen urenverantwoording
of andere stukken overgelegd die zo’n onderbouwing leveren.

Bereikbaar tijdens openingstijden De man stelt nog dat hij aan het urencriterium voldoet omdat hij gedurende de openingstijden
bereikbaar moet zijn voor zijn onderneming. Maar de rechtbank gaat niet mee met dit
standpunt. Het feitelijk drijven van een onderneming houdt namelijk meer in dan het
zich beschikbaar houden voor de onderneming. De man heeft dan ook niet aannemelijk
gemaakt dat hij in de jaren 2017 tot en met 2020 aan het urencriterium heeft voldaan.
Hij heeft daardoor geen recht op de zelfstandigenaftrek.

Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 12-06-2024 (gepubl. 21-06-2024).

Opdrachtgever die veel regelt is nog geen werkgever

Hoewel sommige opdrachtgevers veel voorbereidende werkzaamheden verrichten en het
contact met de afnemer onderhouden, maakt hen dat nog geen werkgever van de arbeidskrachten.

De activiteiten van een bv bestaan uit het verwerken en bewerken van hout en de productie
van samengestelde houten constructies. Zij besteedt het plaatsen van tuinhuisjes en
overkappingen in de jaren 2013 tot en met 2017 uit aan vier buitenlandse timmerlieden.
Deze timmerlieden zijn sinds de start van de werkzaamheden bij de bv ingeschreven
bij de Kamer van Koophandel (KvK). Ook hebben zij een btw-identificatienummer. De
bv en de timmerlieden hebben geen schriftelijke overeenkomsten gesloten. De bv beschikte
niet over een E101/A1-verklaring voor de timmerlieden. De timmerlieden beschikken
niet over een verklaring arbeidsrelatie (VAR). Zij doen niet mee met bedrijfsuitjes
en volgen geen bedrijfstrainingen. De bv voert met hen evenmin functioneringsgesprekken.
Tijdens een controle loonheffingen bij de bv komen nog meer omstandigheden naar voren.
Daardoor meent de Belastingdienst dat de timmerlieden in een privaatrechtelijke of
fictieve dienstbetrekking zijn bij de bv.

Omstandigheden die gezagsverhouding impliceren De bv krijgt mede daarom een naheffingsaanslag loonheffingen van € 310.668 opgelegd.
Zij gaat daartegen in beroep. De kern van het geschil bestaat uit de vraag of een
gezagsverhouding bestaat tussen de bv en de timmerlieden. Hof Den Bosch merkt op dat
de volgende omstandigheden wijzen op een gezagsverhouding:

  • De bv zorgt voor een constante werkstroom voor de timmerlieden.

  • De timmerlieden krijgen telefonisch of per sms van de bv het adres te horen waar zij
    de werkzaamheden moeten verrichten.

  • De bv zet het materiaal klaar en zorgt eventueel voor een kraan. Bij de materialen
    worden een bouwtekening en bevestigingsmaterialen geleverd.

  • De timmerlieden verrichtten de montage aan de hand van de meegeleverde bouwtekening.
    Bij problemen kunnen zij contact opnemen met de bv.

  • Het busje en de kleding van de timmerlieden hebben geen naamsvermelding van het eigen
    bedrijf.

  • De bv maakte een offerte voor de klant voor de levering en montage van het tuinhuis
    of de overkapping. Zij zorgt voor de communicatie met de klant.

  • Doordat de bv eindverantwoordelijke is voor de werkzaamheden, komen eventuele klachten
    bij haar terecht.

Omstandigheden die wijzen op ontbreken gezagsverhouding Maar de volgende omstandigheden wijzen erop dat geen sprake is van een gezagsverhouding:

  • De bv betaalt de timmerlieden een vergoeding per tuinhuisje of overkapping.

  • De timmerlieden gaan met eigen vervoer naar de werken toe, dragen eigen (veiligheids)kleding
    en schoenen en gebruiken eigen (hand)gereedschap.

  • De timmerlieden presenteren zich naar de klant toe niet als werknemers van de bv.

  • De bv houdt bij de planning rekening met de door de timmerlieden aangegeven periodes
    waarin zij niet kunnen werken.

  • De timmerlieden komen niet op bedrijfsuitjes, volgen geen bedrijfstrainingen en er
    worden geen functioneringsgesprekken met hen gevoerd.

  • Bij ziekte, verlof of arbeidsongeschiktheid krijgen de timmerlieden niet doorbetaald.

  • Bij een klacht neemt de bv contact op met de timmerlieden. De desbetreffende timmerlieden
    moeten dan terug om het probleem op te lossen. Dit is voor eigen rekening.

Geen dienstbetrekking Het hof vindt de omstandigheden die wijzen op het ontbreken van een gezagsverhouding
zwaarder wegen dan de omstandigheden die een gezagsverhouding impliceren. Het hof
vindt evenmin dat hier sprake is van een fictieve dienstbetrekking van gelijkgestelden.
Daarom verklaart het hof het beroep van de bv gegrond en verlaagt de naheffingsaanslag
tot € 7.500.

Bron: Hof Den Bosch 19-06-2024 (gepubl. 20-06-2024).

© lArcade 2024