Inloggen

Archief

Verlenging vrijstelling rijden met B-rijbewijs in elektrische bestelbus

Minister Habers van Infrastructuur en Waterstaat heeft de vrijstelling voor het in
bezit zijn van een rijbewijs C voor zware elektrische voertuigen met een toegestane
maximum massa tot 4.250 kg met een jaar verlengd tot 1 juli 2025.

Doordat dat elektrische bestelbussen zwaarder zijn dan bestelbussen die op diesel
of op benzine rijden, moeten de chauffeurs van deze bestelbussen eigenlijk over een
rijbewijs C beschikken. Sinds vorig jaar wordt gedoogd dat bestuurders van elektrische
bedrijfsvoertuigen deze met een rijbewijs B in plaats van een rijbewijs C besturen.
Het gaat hierbij om elektrische bedrijfsvoertuigen met een toegestane maximum massa
van 3.501 kg tot en met 4.250 kg en een tenaamstelling van voor 1 oktober 2023 of
die aantoonbaar voor deze datum zijn besteld. De vrijstelling die gold tot 1 juli
2024 is nu verlengd tot 1 juli 2025 of tot de vrijstelling is vastgelegd in wetgeving
middels een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB). Met de sectorpartijen wordt een
convenant gesloten waarin wordt afgesproken dat chauffeurs een extra cursus volgen
om de grotere verkeersveiligheidsrisico’s die verbonden zijn aan het besturen van
zwaardere voertuigen te ondervangen.

Tachograafplicht Bij het aflopen van de verlengde gedoogperiode op 1 juli 2025 geldt opnieuw een tachograafplicht,
tenzij de sector het komende jaar een duidelijk handhaafbaar en uitvoerbaar plan ontwikkelt
dat zowel de naleving van de Arbeidstijdenwetgeving en daarmee de gezondheid en veiligheid
van werkenden waarborgt, als daarmee ook de risico’s voor verkeersveiligheid afvangt
volgens het oordeel van zowel de ministeries van IenW als SZW. De tachograafplicht
borgt de controle op de rij- en rusttijden. De vrijstelling van de tachograafplicht
zal opnieuw binnen een straal van 100 km gehandhaafd worden voor de verlenging van
de gedoogperiode. Een permanente verankering van een dergelijke vrijstelling voor
elektrische bedrijfsvoertuigen in een AMvB is momenteel niet wenselijk tenzij voor
1 juli 2025 een concreet plan ontwikkeld wordt door de sector dat de verkeersveiligheid
en bijhorende rij- en rusttijden waarborgt.

Verlengde gedoogconstructie van 1 juli 2024 tot inwerkingtreding AMvB voor zero-emissie
bedrijfswagens van 3.501 tot en met 4.250 kg

Wanneer geldt het gedogen?

Gedogen voor het bezit van Rijbewijs C1 of C geldt indien:

  • Het voertuigen betreft van de categorie N2 met milieuklasse ZE,

  • Met een maximaal toegestane massa van meer dan 3.500 kg maar ten hoogste 4.250 kg,

  • Indien het voertuig wordt gebruikt voor het vervoer van goederen zonder aanhanger,

  • De massa boven 3.500 kg uitsluitend toe te schrijven is aan de grotere massa van het
    alternatieve aandrijfsysteem in vergelijking met de massa van het aandrijfsysteem
    van een voertuig met dezelfde afmetingen dat is uitgerust met een interne verbrandingsmotor
    met een elektrische of compressieontsteking [NB: in deze fase 3.500 kg + het batterijgewicht],

  • Het laadvermogen niet wordt verhoogd ten opzichte van hetzelfde voertuig [NB: in deze
    fase 3.500 kg + het batterijgewicht],

  • Het voertuig wordt bestuurd door houders van een rijbewijs van categorie B dat ten
    minste twee jaar eerder was afgegeven, en

  • Een document in het voertuig aanwezig is met daarop vermeld het gewicht van het batterijpakket
    en het voertuig een tenaamstelling heeft of besteld is voor 1 oktober 2023.

Gedogen voor de tachograaf geldt indien:

  • Het voertuig wordt gebruikt voor goederenvervoer,

  • Binnen een straal van 100 kilometer rond de vestigingsplaats van het bedrijf,

  • Het voertuig wordt aangedreven met elektriciteit,

  • Het voertuig een toegestane maximummassa heeft, met inbegrip van de massa van de aanhangwagens
    of opleggers, van niet meer dan 7,5 ton.

Bron: Min. I&W 19-06-2024, nr. IENW/BSK-2024/156770.

Achteraf opgestelde kilometeradministratie voldoet niet

Wie van zijn werkgever een auto ter beschikking krijgt gesteld kan alleen onder de
bijtelling privégebruik uitkomen als hij overtuigend kan aantonen minder dan 500 km
privé te hebben gereden. Met een achteraf opgestelde kilometerregistratie die diverse
gebreken vertoont lukt dat niet.

Een holding houdt alle aandelen in een bv. Deze bv exploiteert een groothandel in
computers, randapparatuur en software. De dga van de holding heeft een auto ter beschikking
gesteld gekregen. In de loonaangiften van beide bv’s is geen rekening gehouden met
een bijtelling privégebruik auto. Hoewel de holding naar aanleiding van een verzoek
rittenregistraties overhandigt aan de inspecteur legt hij toch een naheffingsaanslag
loonheffingen op en een verzuimboete.

Kilometerregistratie vertoont gebreken Bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant is in geschil of de naheffingsaanslag loonheffingen
en de verzuimboete terecht zijn opgelegd. Ook doet de dga een beroep op het vertrouwensbeginsel.

De rechtbank stelt vast dat de holding aan de dga een auto ter beschikking heeft gesteld.
Dan is het aan de dga om overtuigend aan te tonen dat de dga 500 of minder kilometer
met de auto privé heeft gereden. De rechtbank oordeelt dat dit niet het geval is.
De rechtbank constateert een aantal gebreken. Zo heeft de dga twee rittenregistraties
verstrekt over de eerste helft van 2021. De begin- en eindstand per registratie verschilt.
Ook is er een verschil van 250 kilometer tussen de afgelegde kilometers woon-werkverkeer
volgens de rittenregistratie en volgens Google Maps en de ANWB routeplanner. De rechtbank
stelt eveneens vast dat op een dag dat de auto volgens de rittenregistratie voor woon-werkverkeer
zou zijn gebruikt, een verkeersovertreding is geconstateerd op een andere plek. Voor
deze afwijkingen heeft de dga geen plausibele verklaring. De rechtbank verwerpt daarom
de kilometeradministratie.

Geen opgewekt vertrouwen Het kan verwarrend zijn geweest dat de inspecteur in de aanslagfase slechts enkele
ritten ter discussie heeft gesteld en pas in de bezwaarfase ook over de andere ritten
vragen heeft gesteld. Deze handelwijze is echter geen standpuntbepaling of een toezegging.
De rechtbank verwerpt dan ook het beroep op het vertrouwensbeginsel.

Verzuimboete De verzuimboete is aan de holding opgelegd, omdat de loonheffingen terecht zijn nageheven.
Daardoor staat vast dat de loonheffingen niet binnen de in de belastingwet gestelde
termijn betaald zijn.

Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 07-06-2024 (gepubl. 14-05-2024).

Wetsvoorstel nieuwe box 3 naar Raad van State

De ministerraad heeft ingestemd met het voorstel van staatssecretaris Van Rij om de
‘Wet werkelijk rendement box 3’ voor advies naar de Raad van State te sturen.

Dit wetsvoorstel beoogt vanaf 2027 een nieuw belastingstelsel voor box 3 in te voeren,
waarbij belastingplichtigen belasting betalen over het werkelijk behaalde rendement
op hun vermogen. Belastingplichtigen met spaargeld zullen naar verwachting minder
belasting betalen, terwijl belastingplichtigen met aandelen juist meer belasting moeten
afdragen.

Voorbereiding Staatssecretaris Van Rij benadrukt dat dit nieuwe stelsel voortkomt uit uitgebreide
dialogen met het parlement en belangenverenigingen, waarbij ook input vanuit internetconsultaties
is meegenomen. Het streven is om belastingplichtigen te belasten op basis van hun
daadwerkelijk behaalde rendement, waardoor het stelsel rechtvaardiger wordt.

Toename administratieve lasten Het nieuwe systeem, gebaseerd op werkelijk rendement, bestaat uit directe en indirecte
rendementen. Financiële gegevens zullen gedeeltelijk vooraf worden ingevuld door samenwerking
met financiële instellingen. Dit kan echter administratieve lasten met zich meebrengen
voor belastingplichtigen met complexere financiële situaties, zoals bijvoorbeeld bij
de inkomsten en kostenaftrek van onroerend goed, waardering en rendement van niet-beursgenoteerde
aandelen en inkomsten van buitenlands vermogen.

Onroerende zaken In het wetsvoorstel is ook opgenomen hoe de belasting over onroerende zaken in box 3
wordt berekend. Daarvoor geldt een vermogenswinstbelasting. Dit betekent dat bij indirect
rendement de waardeontwikkeling wordt belast gedurende de periode dat belastingplichtigen
de onroerende zaken bezit. Bij directe rendement wordt onderscheid gemaakt tussen
dir categorieën.

  • Als een onroerende zaak minimaal 90% van het jaar verhuurd wordt, zijn de huurinkomsten
    belast en de jaarlijkse onderhoudskosten aftrekbaar;

  • Als een onroerende zaak het hele jaar niet wordt verhuurd, dan wordt het directe rendement
    berekend via een vastgoedbijtelling (2,65% over de WOZ-waarde);

  • Bij gemengd gebruik wordt gekeken naar de hoogte van de huurinkomsten en naar de hoogte
    van de vastgoedbijtelling. Het hoogste bedrag wordt belast.

Geplande ingangsdatum De invoering van het nieuwe stelsel staat gepland voor 1 januari 2027. Het kabinet
hoopt snel te kunnen starten met de implementatie na het advies van de Raad van State.
Ook wordt gekeken naar de gevolgen van recente uitspraken van de Hoge Raad met betrekking
tot wetgeving rondom box 3. De overgang naar het nieuwe stelsel kan impact hebben
op de uitvoerbaarheid en capaciteit van de Belastingdienst.

Het ministerie van Financiën heeft een factsheet gepubliceerd met daar in vier rekenvoorbeelden
over het voorstel voor het nieuwste stelsel van box 3 (https://www.rijksoverheid.nl/ministeries/ministerie-van-financien/documenten/brochures/2024/06/19/factsheet-voorstel-nieuw-stelsel-box-3).

Bron: MvF 19-06-2024.

CPB: Coronasteun had eerder mogen eindigen

Vanuit economisch perspectief heeft het steunbeleid in verband met de coronacrisis
te lang geduurd, zo concludeert het Centraal Planbureau.

Het Centraal Planbureau (CPB) heeft onderzoek gedaan naar de steun die de overheid
ondernemingen heeft geboden om de coronacrisis het hoofd te kunnen bieden. Daarbij
staan de omvang en de effecten van de steunmaatregelen centraal. Ongeveer 35% van
de Nederlandse bedrijven hebben gebruikgemaakt van het belastinguitstel, de loonsubsidie
NOW, de vastelastensubsidie TVL of de inkomensondersteuning Tozo. Horecabedrijven
en organisaties en instellingen in de culturele sector hebben relatief het vaakst
de regelingen benut. De omvang van het Nederlandse steunpakket was overigens kleiner
dan in andere Europese landen, Japan en Angelsaksische landen. Dat is ook in lijn
met de kleinere economische impact van de coronacrisis in Nederland.

Te lang doorgegaan met steunmaatregelen Met de coronasteun aan bedrijven en zelfstandigen voorkwam de Nederlandse overheid
een snelle oploop van de werkloosheid. De overheid heeft de steunmaatregelen tijdig
geïntroduceerd en zo grote economische schade voorkomen. Maar toen de economie herstelde
en de arbeidsmarkt verder verkrapte, bleven de steunmaatregelen bestaan. Er heeft
zelfs ten dele een verruiming plaatsgevonden, waardoor de doelmatigheid van de maatregelen
afnam. Afbouw van coronasteunregelingen bleek onder meer lastig vanwege gewekte verwachtingen
bij het bedrijfsleven. Maar de aanscherping in de vorm van gerichtere uitvoeringsregels
is ook moeilijk gebleken.

Lessen voor de toekomst Het CPB formuleert de volgende lessen voor toekomstige economische crises. Schokbestendige
overheidsfinanciën en wendbare uitvoeringsorganisaties zijn voorwaarden om eventueel
steunbeleid tijdig en gericht te kunnen vormgeven. Vooraf duidelijkheid over de omvang
en de looptijd van de maatregelen helpt de overheid in de toekomst om steunbeleid
tijdig af te bouwen. Bij volgende crises is het ook belangrijk te voorkomen dat men
automatisch naar de overheid kijkt voor compensatie. Het is daarom aan te bevelen
dat bedrijven en burgers voldoende buffers aanhouden om nieuwe schokken zelf op te
kunnen vangen.

Bron: Centraal Planbureau, 18-06-2024.

Internetconsultatie Besluit DigiD Zakelijke Belastingdienst

Het Besluit DigiD Zakelijk Belastingdienst ter consultatie. Hierdoor kunnen kleine
ondernemers gratis met hun DigiD inloggen bij bepaalde dienstverlening van de Belastingdienst.

Met dit besluit wordt een nieuwe voorziening geïntroduceerd. Het gaat om DigiD Zakelijk
Belastingdienst, waarmee door personen die bevoegd zijn om te handelen namens een
onderneming (in de regel kleine ondernemers) in ieder geval kan worden ingelogd bij
het portaal Mijn Belastingdienst Zakelijk, waar de belastingaangifte moet worden gedaan.
De directe aanleiding daarvoor is de situatie waarbij bedrijven een privaat aangeboden
inlogmiddel dienen aan te schaffen om belastingaangifte te kunnen doen. Die situatie
past niet bij het uitgangspunt dat voor ondernemers onder dezelfde voorwaarden toegang
tot overheidsdiensten mogelijk moet zijn als voor particulieren. Voor de korte termijn
is destijds voorzien in een compensatieregeling, waarmee het aanschaffen van een inlogmiddel
specifiek voor het doen van belastingaangifte werd gecompenseerd.

DigiD Zakelijk Belastingdienst kan worden gebruikt door natuurlijke personen die zelfstandig
bevoegd zijn om te handelen namens een bedrijf of organisatie, in ieder geval voor
het online doen van belastingaangifte via Mijn Belastingdienst Zakelijk. De natuurlijke
persoon moet beschikken over het eigen BSN en het KvK-nummer van het bedrijf of de
organisatie namens welke wordt ingelogd. Het middel kan niet worden gebruikt door
medewerkers of gemachtigde derden van bedrijven of organisaties. Eenmanszaken (natuurlijke
personen in de uitoefening van beroep of bedrijf) kunnen het middel niet gebruiken
aangezien zij al kosteloos aangifte kunnen doen door gebruik van hun eigen DigiD.

Met dit besluit wordt verder bepaald welke persoonsgegevens worden verwerkt, aan wie
deze worden verstrekt en hoe lang deze worden bewaard (art. 16 lid 4 Wdo). Dit wijzigingsbesluit
wijzigt daarvoor het Besluit digitale overheid. Er kan tot 29 juli 2024 op de internetconsultatie
worden gereageerd (https://www.internetconsultatie.nl/digidzakelijkbelastingdienst/b1).

Bron: Min. BZK 17-06-2024.

© lArcade 2024