Inloggen

Archief

Vrachtwagenheffing start in 2026

De vrachtwagenheffing start volgens planning in 2026. Minister Harbers stuurt de Tweede
Kamer de vierde halfjaarlijkse voortgangsbrief over de stand van zaken van de invoering
van de vrachtwagenheffing.

Realisatie heffingssysteem De realisatie van het heffingssysteem verloopt volgens planning. Dit betekent dat
de vrachtwagenheffing naar verwachting in 2026 start. Binnen de uitvoering van de
vrachtwagenheffing hebben toldienstaanbieders een belangrijke rol. Zij zijn verantwoordelijk
voor de inning van de heffing bij houders van een vrachtwagen en de afdracht aan de
overheid. De afgelopen periode zijn belangrijke stappen gezet om ervoor te zorgen
dat de dienstaanbieders ruim voor de start van de heffing kunnen starten met het sluiten
van dienstverleningsovereenkomsten en het distribueren van de benodigde boordapparatuur.

Innovatie en verduurzaming van de vervoerssector

Aanschafsubsidie Zero Emissie Trucks Vanaf 26 maart 2024 konden ondernemers hun aanvraag voor AanZET indienen bij RVO.
Ondernemers konden voor één emissievrije vrachtwagen per dag subsidie aanvragen. De
animo voor subsidie was echter ook dit jaar groot. Naar verwachting is het budget
voldoende om ongeveer 600 emissievrije vrachtwagens de weg op te krijgen.

Subsidieregeling private laadinfrastructuur Van 4 tot en met 31 maart 2024 vond de internetconsultatie van de concept-regeling
plaats. Op dit moment worden de reacties van de internetconsultatie verwerkt. Het
streven is dat de regeling in het najaar wordt opengesteld.

Juridisch kader

Wet vrachtwagenheffing Op 1 januari 2023 is de Wet vrachtwagenheffing (gedeeltelijk) inwerking getreden.
Voor de start van de vrachtwagenheffing moet de wet gewijzigd worden. Dit is nodig
vanwege gewijzigde regels voor tolheffing vanuit de Europese Unie. Bij de realisatie
van het heffingssysteem wordt geanticipeerd op de wijzigingen. De belangrijkste wijziging
betreft de tariefstructuur. De verwachting is dat het wetsvoorstel eind 2024 wordt
aangeboden aan de Kamer.

Onderliggende regelgeving Op 1 januari 2024 is het Besluit vrachtwagenheffing in werking getreden. Omdat met
de wijziging van de Wet vrachtwagenheffing de tarieven mede gebaseerd worden op de
CO2-emissieklasse van een vrachtwagen, zal het besluit op dit punt aangepast moeten worden.
De planning is om de internetconsultatie voor deze wijziging te starten op het moment
dat het wetsvoorstel voor de wijziging van de Wet vrachtwagenheffing is aangeboden
aan de Kamer. Op 3 mei 2024 is de Regeling vrachtwagenheffing gepubliceerd.

Beleidsontwikkelingen

Beëindiging Eurovignet Wanneer de vrachtwagenheffing start, betalen houders van een vrachtwagen niet langer
belasting zware motorrijtuigen (BZM) en wordt de motorrijtuigenbelasting (MRB) verlaagd
tot het wettelijk minimum. In de Wet vrachtwagenheffing (art. 29) is opgenomen dat
de Wet belasting zware motorrijtuigen wordt ingetrokken en het heffen van het Eurovignet
wordt beëindigd. Dit artikel treedt in werking op het moment dat de vrachtwagenheffing
start.

Plan van aanpak monitoring en evaluatie uitwijk Als uitgangspunt is gehanteerd dat de vrachtwagenheffing wordt geheven op alle autosnelwegen
en wegen waarop naar verwachting substantiële uitwijk plaats zal vinden als gevolg
van een vrachtwagenheffing op de autosnelwegen. Het is niet uit te sluiten dat de
praktijk zal afwijken van de verwachtingen op basis van het uitgevoerde onderzoek.
Daarom wordt het vrachtverkeer voor en na de invoering van de vrachtwagenheffing gemonitord.
Als daaruit blijkt dat er in de praktijk toch ongewenste uitwijk optreedt, kunnen
er maatregelen getroffen worden.

Bron: Min. I&W 30-05-2024.

Verhuurwoning en zonnepanelen zijn één investering voor btw

Laat een btw-ondernemer tijdens de bouw van een voor verhuur bestemde woning zonnepanelen
aan het dak bevestigen? En gebruikt hij vervolgens de verhuurwoning als geheel voor
economische activiteiten? Dan vormen de verhuurwoning en de zonnepanelen voor de btw
één investeringsgoed.

Een man laat op zijn perceel een woning met zonnepanelen bouwen. Deze woning is bestemd
voor btw-vrijgestelde verhuur. De elektriciteit van de zonnepanelen wordt gebruikt
voor de voor verhuur bestemde woning en de eigen woning van de man. Hij levert het
surplus tegen een vergoeding aan een energiebedrijf. Voor de bouw van de verhuurwoning
is aan de man € 50.739 aan btw in rekening gebracht. Hiervan heeft € 2.959 betrekking
op de zonnepanelen. De inspecteur heeft bij beschikking ‘slechts’ teruggaaf verleend
van bedrag van € 2.959. Hof Den Haag heeft dit bedrag verhoogd tot € 4.428. De staatssecretaris
heeft cassatieberoep aangetekend.

Investeringsgoed wordt uitsluitend gebruikt voor bedrijfsdoeleinden De Hoge Raad overweegt als volgt. Rekent een ondernemer, zoals de man met betrekking
tot de verhuurwoning, een investeringsgoed tot zijn ondernemingsvermogen? En gebruikt
hij dat goed als zodanig uitsluitend voor bedrijfsdoeleinden? Dan moet men aannemen
dat de uitgaven die zijn gemaakt voor dat investeringsgoed rechtstreeks en onmiddellijk
verband houden met de economische activiteiten van die ondernemer. Voor het vaststellen
van een rechtstreeks en onmiddellijk verband tussen uitgaven en gebruik voor bedrijfsdoeleinden
is niet van belang of die belastbare handelingen geheel of gedeeltelijk zijn vrijgesteld
van btw. Het (impliciete) hofoordeel luidt dat de uitgaven van de man voor de verhuurwoning
hun uitsluitende oorzaak vinden in de economische activiteiten van belanghebbende
en dat die uitgaven objectief daarmee verband houden. Dat hofoordeel is volgens de
Hoge Raad cassatieproof. Het ‘hoe dan ook’-criterium uit het arrest van de Hoge Raad
van 16 juli 2021 is in dit geval niet van toepassing.

Maar één investeringsgoed Verder zet de Hoge Raad uiteen dat men de voor verhuur bestemde woning met de daarop
geplaatste zonnepanelen als één investeringsgoed in aanmerking moet nemen. Voor de
aftrek van btw ter zake van de huurwoning, telt daarom – anders dan waarvan het hof
is uitgegaan – alle btw mee die ter zake van de bouw en levering van de huurwoning
plus zonnepanelen in rekening is gebracht. In deze casus gebruikt de ondernemer een
investeringsgoed voor zowel belaste als vrijgestelde handelingen. In zo’n situatie
kan de ondernemer de voorbelasting in aftrek brengen op basis van de pro rata-methode.

Te hoge btw-teruggaaf Aan belanghebbende is voor de bouw van de voor verhuur bestemde woning inclusief zonnepanelen
€ 50.739 in rekening gebracht. Ook indien wordt uitgegaan van het door het hof vastgestelde
aftrekbare percentage van vijf, moet worden geoordeeld dat de teruggaaf van € 2.959
hoger is geweest dan waarop belanghebbende recht heeft. Daarom slaagt het cassatieberoep
van de staatssecretaris. De Hoge Raad vernietigt de hofuitspraak en bevestigt de uitspraak
van de rechtbank.

Bron: Hoge Raad 31-05-2024, Hof Den Haag 11-11-2021 (gepubl. 02-12-2021), Hoge Raad
16-07-2021

Nog 9,6 miljard aan coronabelastingschuld

Eind april resteert nog € 9,6 miljard aan coronabelastingschuld binnen de betalingsregeling
voor ongeveer 153.000 ondernemers. Dit schrijft staatssecretaris Van Rij in een Kamerbrief
over de actuele stand van zaken rond de coronabelastingschulden en de coronabetalingsregeling.

Veel ondernemers betalen de termijnbedragen of lossen hun schuld zelfs voortijdig
af. Niettemin is er een groep bedrijven die blijft worstelen met de aflossing van
hun coronabelastingschuld. Zij lopen het risico dat de coronabetalingsregeling wordt
ingetrokken als zij hun nieuw opgekomen verplichtingen en/of hun termijnbedragen niet
betalen. De Belastingdienst biedt handelingsperspectief door versoepelingen van de
betalingsregeling, zoals een verlenging van de betaaltermijn of een betaalpauze, of
door ondernemers door te verwijzen naar hulpverlenende instanties. Ondanks de mogelijkheden
tot versoepeling van de betalingsregeling, zoals de verlenging van de betalingstermijn
en de betaalpauze, slaagt een deel van de ondernemers er niet in om aan de voorwaarden
van de betalingsregeling te voldoen. Hierbij speelt mogelijk mee dat van de oorspronkelijke
debiteuren in de betalingsregeling 44% al vóór de coronacrisis belastingschulden had.
Er zijn 54.000 ondernemers van wie de betalingsregeling inmiddels is beëindigd. Zij
hebben een openstaande coronabelastingschuld van € 3,2 miljard.

Geen generieke kwijtschelding Van Rij benadrukt dat van generieke kwijtschelding van coronabelastingschulden geen
sprake zal zijn. Ook geeft hij aan dat de afwikkeling van de coronabetalingsregeling
een aanzienlijke uitvoeringslast met zich meebrengt voor de Belastingdienst, terwijl
al sprake is van een capaciteitstekort binnen de invordering.

Bron: MvF 30-05-2024.

Geen proceskostenvergoeding voor overbodige beroepsprocedure

Heeft een belanghebbende in de bezwaarfase een evidente onrechtmatige aanslag effectief
gezien niet betwist? Dan kan de belastingrechter afzien van het toekennen van een
proceskostenvergoeding die ziet op de beroepsprocedure.

In zijn bezwaarschrift tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting vraagt een man
om te worden gehoord. Hij reageert echter niet op meerdere pogingen om een tijdstip
voor een hoorzitting af te spreken. De gemeente verklaart het bezwaarschrift van de
man daarom ongegrond. Wanneer de man in beroep gaat, zijn de partijen het erover eens
dat de naheffingsaanslag ten onrechte is opgelegd. Rechtbank Den Haag concludeert
dat de beroepsprocedure niet nodig was geweest als de man de evident onrechtmatige
naheffingsaanslag effectief had betwist. De rechtbank kent de man daarom geen proceskostenvergoeding
die betrekking heeft op de beroepsprocedure. De man krijgt wel een proceskostenvergoeding
toegekend voor de kosten die hij in de bezwaarfase heeft moeten maken.

Bron: Rb. Den Haag 16-05-2024 (gepubl. 30-05-2024).

© lArcade 2024