Inloggen

Archief

Versoepeling Subsidieregeling Verduurzaming en Onderhoud Huurwoningen

Het Ministerie van Binnenlandse Zaken is een internetconsultatie gestart over een
wijziging van de Subsidieregeling Verduurzaming en Onderhoud Huurwoningen (SVOH).

Met deze subsidieregeling stimuleert het kabinet energiebesparing bij huurwoningen
van private verhuurders. Uit onderzoek en afstemming met de brancheverenigingen is
gebleken dat de huidige subsidieregeling niet goed werkbaar is voor particuliere verhuurders
en institutionele beleggers.

Enkele wijzigingen:

  • Kleine woningen komen voor vergoeding in aanmerking.

  • De oorspronkelijke looptijd van de SVOH was tot en met 31 december 2025 en wordt verlengd
    tot en met 31 december 2029.

  • De maximale bijdrage(n) per huurwoning wordt verhoogd naar € 10.000 per woning, dan
    wel € 15.000 per woning inclusief een duurzame warmteoptie (warmtepomp of zonneboiler).

  • In de oude SVOH was voor het aanvraag- en verleningsproces onderscheid gemaakt tussen
    kleine projecten (voor subsidie van minder van € 125.000) en grote projecten (voor
    meer dan € 125.000 subsidie). Aanvragen onder de € 125.000 werden aangevraagd nadat
    de activiteiten zijn uitgevoerd en aanvragen boven de € 125.000 worden ingediend voordat
    de activiteiten zijn uitgevoerd. In deze wijzigingsregeling wordt de grens van € 125.000
    naar beneden bijgesteld naar € 25.000. Hiermee komen verhuurders eerder in aanmerking
    voor subsidieverlening voorafgaand aan de uitvoering van de verduurzamingsmaatregelen.
    Hierdoor wordt de drempel van het voorfinancieren van verduurzamingsinvesteringen,
    die vooral door particuliere beleggers ervaren wordt, verlaagd en hebben de aanvragers
    vooraf meer zekerheid over of zij in aanmerking komen voor subsidie.

De internetconsultatie staat open tot en met 23 augustus 2024.

Bron: Ministerie van Binnenlandse Zaken, 29-07-2024

HvJ bevestigt meldingsplicht intermediairs

Het Hof van Justitie van de EU oordeelt dat een meldingsplicht voor intermediairs,
die voortvloeit uit een Europese richtlijn, een gerechtvaardigde inmenging in het
recht op eerbiediging van het privéleven vormt.

De Richtlijn 2011/16/EU schrijft voor dat elke intermediair die betrokken is bij grensoverschrijdende
mogelijk agressieve fiscale constructies, die constructies moet melden bij de bevoegde
belastingautoriteiten. Is er geen intermediair, dan geldt deze meldingsplicht voor
de belastingplichtige. In 2020 hebben een aantal organisaties van advocaten en fiscalisten
en enkele balies een beroepsprocedure gestart bij het Belgisch Grondwettelijk Hof.
Ze menen dat de Belgische wet tot omzetting van de richtlijn moet worden vernietigd.
Hun motivering is dat de richtlijn botst met een aantal bepalingen van het Handvest
van de grondrechten van de Europese Unie en een aantal algemene beginselen van het
Unierecht. Het Belgisch Grondwettelijk Hof heeft prejudiciële vragen gesteld aan het
Hof van Justitie (hier afgekort als het Hof).

Reikwijdte van meldingsplicht Het Hof begint met de vaststelling dat het feit dat de richtlijn de meldingsplicht
niet beperkt tot de vennootschapsbelasting geen afbreuk doet aan de geldigheid van
deze richtlijn in het licht van de beginselen van gelijke behandeling en non-discriminatie.
Een eventuele mindere mate van nauwkeurigheid en duidelijkheid van de terminologie
die men hanteert in de door het Hof te onderzoeken bepalingen van de richtlijn doet
niet af aan de geldigheid ervan in het licht van de beginselen van rechtszekerheid
en legaliteit inzake straffen. Verder oordeelt het Hof dat de uit de meldingsplicht
resulterende inmenging in het privéleven van de intermediair en de belastingplichtige
voldoende nauwkeurig is omschreven.

Vrijstelling van kennisgevingsplicht alleen voor advocaten In een eerder arrest heeft het Hof geoordeeld dat de aan een van de meldingsplicht
ontheven advocaat opgelegde verplichting om andere bij de fiscale constructie betrokken
intermediairs in kennis te stellen van hun eigen meldingsplichten strijdig is met
dat beroepsgeheim. Nu verduidelijkt het Hof dat dit eerdere arrest alleen geldt ten
aanzien van advocaten in de zin van de richtlijn ter vergemakkelijking van de permanente
uitoefening van het beroep van advocaat in een andere lidstaat dan die waar de beroepskwalificatie
is verworven. Andere beroepsbeoefenaren die eventueel gerechtigd zijn om de vertegenwoordiging
in rechte te verzekeren, kunnen zich niet beroepen op dat arrest. De vertrouwelijkheid
van de relatie tussen de advocaat en zijn cliënt geniet namelijk een zeer specifieke
bescherming. Deze bescherming houdt verband met de bijzondere positie van de advocaat
binnen de rechterlijke organisatie van de lidstaten.

Meldingsplicht is gerechtvaardigde inmenging in privéleven Ten slotte gaat het Hof in op de meldingsplicht die rust op intermediairs aan wie
geen ontheffing van deze verplichting vanwege hun beroepsgeheim is te verlenen. Voor
hen en voor de belastingplichtige vormt de meldingsplicht een evenredige en gerechtvaardigde
inmenging in het recht op eerbiediging van het privéleven.

Bron: Hof van Justitie van de EU 29-07-2024.

Onduidelijkheid over handhaving wet DBA per 1 januari 2025

Onder zzp’ers en hun opdrachtgevers heerst onduidelijkheid over de wet die vaststelt
wanneer iemand een echte zzp’er is of eigenlijk gewoon een werknemer. Dat blijkt uit
een rondgang van de NOS.

De Wet deregulering beoordeling arbeidsrelatie (DBA) bestaat inmiddels acht jaar,
maar de Belastingdienst handhaaft tot dusver nauwelijks. Op 1 januari 2025 wordt het
handhavingsmoratorium op de wet DBA opgeheven. Dat betekent dat de Belastingdienst
mogelijk kan gaan handhaven op schijnzelfstandigheid.

Het tegengaan van schijnzelfstandigheid vinden veel werkgevers geen slechte ontwikkeling.
Maar werkgevers zijn het er ook over eens dat de aankomende handhaving gepaard gaat
met te veel onduidelijkheid. Waarschijnlijk komt er vanaf 2026 een extra wet die de
Wet DBA verder moet verduidelijken.

Werkgevers zijn ook bang dat met de handhaving de flexibele schil van zzp’ers verdwijnt.
En die is bijvoorbeeld nodig om piekmomenten op te vangen. Het is niet voor elke sector
even makkelijk om mensen in loondienst te nemen. Zo is volgens verschillende brancheorganisaties
in de cultuursector werk op festivals of als rondleider in een museum erg seizoensgebonden.
De meeste werkgevers zijn nu hun opties voor de toekomst aan het vergelijken.

In veel sectoren willen de zzp’ers helemaal niet in loondienst. Veruit de meeste freelancers
die de NOS sprak, vinden de aankomende handhaving maar niets. Enkele freelancers merken
al dat werkgevers meer terughoudend zijn om met zzp’ers samen te werken vanwege de
onduidelijkheid.

Bron: NOS, 29 juli 2024.

Schenkingen door stichting op Curaçao belast in Nederland

Rechtbank Zeeland-West-Brabant is van mening dat een stichting die schenkingen heeft
gedaan aan de kinderen van de oprichters transparant is. De oprichters hebben over
het vermogen in de stichting kunnen beschikken als ware het eigen vermogen. De schenkingen
van de stichting in 2009 zijn belast met recht van schenking.

Ouders van begiftigden wonen in 2001 in België en richten op Curaçao een stichting
op. Daarbij brengen ze ruim € 2.000.000 in en bedingen en ontvangen een levenslange
lijfrente hieruit. In 2006 komen de ouders weer in Nederland wonen. De stichting schenkt
€ 300.000 aan ieder van de kinderen in 2009. De ouders heffen de stichting op in 2015
en daarbij worden de gelden van de stichting uitgekeerd aan de ouders. In 2017 overlijdt
de vader. De inspecteur meent dat de ontvangen schenkingen belaste schenkingen van
de ouders aan de kinderen zijn en legt een aanslag recht van schenking 2009 op.

Geschil Bij rechtbank Zeeland-West-Brabant is in geschil of sprake is van belaste schenkingen
van de ouders aan de kinderen en zo ja, of de aanslag recht van schenking voortvarend
is opgelegd.

Definitie transparantie en gevolgen Als de ouders over het in de stichting aanwezige vermogen hebben kunnen beschikken
als ware het hun eigen vermogen, dan is dat vermogen fiscaalrechtelijk als ware het
vermogen van de ouders zelf. De bewijslast daarvoor ligt bij de inspecteur.

Oordeel rechtbank De rechtbank stelt vast dat de stichting betalingen heeft verricht voor of namens
de ouders. Verder zijn de door de stichting gedane schenkingen het gevolg van afspraken
tussen de ouders en de kinderen. Er is geen zelfstandig bestuursbesluit genomen door
het bestuur van de stichting om tot schenking over te gaan. Ook is er een mailwisseling
geweest tussen de kinderen, het bestuur van de stichting en de belastingadviseur met
het doel privébelangen te behartigen van de ouders. De rechtbank oordeelt daarom dat
de stichting op Curaçao transparant is en de ouders hebben kunnen beschikken over
het vermogen van de stichting. De schenking aan de kinderen wordt toegerekend aan
de ouders en is belast met schenkingsrecht.

Voortvarendheidsvereiste alleen voor navorderingsaanslagen De rechtbank verwerpt het beroep op het voortvarendheidsvereiste. Dit geldt alleen
bij het opleggen van een navorderingsaanslag. In dit geval is de aanslag recht van
schenking tijdig opgelegd binnen de termijn van drie jaar na het overlijden van vader.
Dan geldt het voortvarendheidsvereiste niet. De rechtbank handhaaft de aanslagen recht
van schenking.

Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 16-07-2024 (gepubl.24-07-2024).
Zie ook: Rb. Zeeland-West-Brabant 16-07-2024 (gepubl. 24-07-2024) en Rb. Zeeland-West-Brabant
16-07-2024 (gepubl.24-07-2024).

Onenigheid met medeaandeelhouder verlaagt waarde aandelen

Als na liquidatie van een bv een aandeelhouder geen aanmerkelijk belang meer heeft,
geniet hij fictief inkomen uit aanmerkelijk belang. Dan is de opbrengst gelijk aan
de waarde in het economische verkeer van de aandelen. Als echter de aandeelhouder
geen inzage kan krijgen in de financiën van de bv, is de waarde van de aandelen nihil.

Een dga heeft bij de oprichting in 2011 49% van de aandelen in een bv, zijn medeaandeelhouder
heeft 51% van de aandelen. De bv exploiteert een restaurant. In 2013 heeft de bv het
restaurant verkocht. In 2018 ontbindt de KvK de bv. In de aangifte inkomstenbelasting
2018 geeft de dga geen inkomen uit aanmerkelijk belang op. De inspecteur corrigeert
de aangifte met een inkomen uit aanmerkelijk belang vanwege de liquidatie van de bv.

Het geschil Bij rechtbank Zeeland-West-Brabant is in geschil of de correctie door de Belastingdienst
correct is.

Fictieve opbrengst aandelen De rechtbank stelt vast dat mogelijk sprake is van fictieve vervreemding van aandelen
die tot een aanmerkelijk belang behoren. Daarvan is namelijk ook sprake bij het niet
langer aanwezig zijn van een aanmerkelijk belang.

Waarde aandelen in het economische verkeer nihil In 2018 heeft de dga niet langer een aanmerkelijk belang. Er is geen opbrengst geweest.
Voor het inkomen uit aanmerkelijk belang geldt dan dat de opbrengst wordt gesteld
op de waarde in het economisch verkeer van die aandelen. Volgens de rechtbank is die
waarde nihil. De rechtbank stelt namelijk vast dat de medeaandeelhouder van de dga
en enig bestuurder niet bereid is enig inzicht te verschaffen in de feitelijke gang
van zaken en in de financiële positie van de bv. Er is verder ook geen andere informatie
beschikbaar. Onder die omstandigheden zal een eventuele koper niets voor de aandelen
in de bv willen betalen. De rechtbank vernietigt de navorderingsaanslag 2018.

Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 22-07-2024 (gepubl. 25-07-2024).

© lArcade 2024