Inloggen

Archief

Winstuitdeling door bv leidt tot vergrijpboetes

Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft de vergrijpboetes gehandhaafd voor een dga die
opbrengsten van zijn bv heeft overgeboekt naar een Luxemburgse bankrekening die op
zijn naam staat.

Een dga heeft indirect aandelen in een bv waarin een nertsenfokkerij wordt geëxploiteerd.
Een deel van de inkomsten uit de verkoop van nertsenhuiden heeft de dga op een Luxemburgse
bankrekening geboekt. De Belastingdienst heeft na onderzoek onder meer navorderingsaanslagen
inkomstenbelasting 2007 tot en met 2009 opgelegd wegens uitdelingen aan de dga en
wegens het niet aangeven van de saldi van de Luxemburgse bankrekening voor box 3.
Daarbij zijn ook vergrijpboetes opgelegd van 225% van de belastinggrondslag. Bij de
rechtbank zijn de navorderingsaanslagen en vergrijpboetes in geschil. Daarnaast is
voor het jaar 2019 in geschil of het werkelijke rendement lager is dan het forfaitair
vastgestelde rendement voor box 3.

Overboeken opbrengsten op Luxemburgse rekening is uitdeling De rechtbank heeft bevestigd dat het overboeken van de opbrengsten van de nertsenfokkerij
op de Luxemburgse bankrekening een onttrekking is. En dat sprake is van winstuitdeling
door de bv aan de man in de jaren 2007 en 2008. De inspecteur heeft daarom terecht
de helft van deze uitdelingen als inkomen uit aanmerkelijk belang (box 2) bij de man
nagevorderd. Ook is het saldo van de Luxemburgse bankrekening terecht tot de grondslag
van zijn inkomen in box 3 gerekend.

Geen lager werkelijk rendement De man heeft zich voor het jaar 2019 ook nog beroepen op het feit dat hij een lager
rendement heeft behaald dan het forfaitaire rendement. De rechtbank is van oordeel
dat de man dat niet aannemelijk heeft gemaakt. Bij de bepaling van de werkelijke inkomsten
in box 3 heeft de inspecteur terecht de WOZ-waarde van de woning en de huurinkomsten
in aanmerking genomen. Daardoor is het werkelijke rendement hoger dan het forfaitaire
rendement.

Vergrijpboetes De rechtbank handhaaft de vergrijpboetes, maar heeft deze nog wel met 15% gematigd
wegens de lange duur van de procedure.

Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 05-09-2024 (gepubl. 12-09-2024)

HR: Verhoor zonder rechtsbijstand onrechtmatig

De Hoge Raad heeft bevestigd dat het nultarief omzetbelasting terecht is geweigerd.
Maar de Hoge Raad heeft ook geoordeeld dat de inspecteur de ondernemer had moeten
wijzen op het recht op rechtsbijstand voorafgaand aan de verhoren.

Een bv handelt in auto’s. Zij heeft in 2015 en 2016 auto’s verkocht aan ogenschijnlijk
Hongaarse afnemers, maar de auto’s zijn naar Duitsland gegaan. De verkoopfacturen
vermelden dus niet de werkelijke afnemers van de auto’s. De inspecteur heeft naar
aanleiding van een boekenonderzoek het nultarief op de intracommunautaire transacties
geweigerd en naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd. Verder heeft hij vergrijpboetes
opgelegd. Deze steunen mede op verklaringen van een bestuurder van de bv. Voordat
de bestuurder die verklaringen tijdens twee besprekingen ten overstaan van de inspecteur
heeft afgegeven, is hem de cautie gegeven maar is hem niet meegedeeld dat hij recht
op rechtsbijstand heeft. Bij de tweede bespreking was de belastingadviseur van de
bv aanwezig.

Oordeel hof Hof Arnhem-Leeuwarden heeft geoordeeld dat de inspecteur terecht het nultarief heeft
geweigerd vanwege fraude. Verder heeft het hof de afgelegde verklaringen buiten beschouwing
gelaten, omdat voorafgaand aan de verhoren de bestuurder ook had moeten worden gewezen
op zijn recht op rechtsbijstand. Zonder die verklaringen heeft de inspecteur niet
doen blijken dat de bv opzet kan worden verweten. Het overige bewijs is wel voldoende
voor grove schuld. Het hof heeft de boetes dan ook verminderd tot 25%.

Nultarief terecht geweigerd Volgens de Hoge Raad kan het nultarief worden geweigerd als volgens objectieve gegevens
vaststaat dat btw-fraude is gepleegd of dat de bv had moeten weten dat zij deelnam
aan btw-fraude. Voor de bewijsvoering van de objectieve gegevens geldt de normale
maatstaf van aannemelijk maken, aldus de Hoge Raad. Op de inspecteur rust dus geen
zwaardere bewijslast met betrekking tot het weigeren van het nultarief. Volgens de
Hoge Raad heeft het hof voldoende gemotiveerd waarom de bv had moeten weten dat binnen
de keten btw-fraude zou worden gepleegd. Het nultarief is daarom terecht geweigerd.
Ook heeft het hof kunnen aannemen dat buiten redelijke twijfel vaststaat dat de bv
voor leveringen grove schuld kan worden verweten ter zake van het niet op aangifte
betalen van omzetbelasting. Het cassatieberoep van belanghebbende is ongegrond.

Inspecteur moet belastingplichtige attenderen op rechtsbijstand De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep van de staatssecretaris wel gegrond. Met
het hof is de Hoge Raad van oordeel dat het recht op bijstand van een raadsman ook
van toepassing is bij bestuurlijke boetes. Dit betekent dat voorafgaand aan een verhoor
door de inspecteur op dat recht moet worden gewezen. Indien dat niet is gebeurd, moet
de rechter beoordelen of dit verzuim van dien aard is dat belanghebbende geen behoorlijk
proces zou hebben gekregen als van die verklaringen gebruik zou worden gemaakt voor
het bewijs voor beboeting. Het hof heeft dit laatste echter miskend, zodat de Hoge
Raad de hofuitspraak vernietigt en verwijst. Tot slot merkt de Hoge Raad nog op dat
bijstand van een raadsman niet betekent dat bijstand door een advocaat moet worden
verkregen. Vereist is slechts dat de bijstandsverlener is staat is om effectieve juridische
bijstand te verlenen in de desbetreffende punitieve zaak.

Bron: Hoge Raad 06-09-2024.

Prinsjesdag 2024: verwachte maatregelen rond auto en milieu

De verwachting is dat het Pakket Belastingplan 2025 een groot aantal maatregelen zal
bevatten die zien op autobelastingen en de milieuheffingen.

Het Belastingplan 2025 en het wetsvoorstel overige Fiscale maatregelen 2025 bevatten
naar verwachting diverse maatregelen met betrekking tot de milieuheffingen. Aanvankelijk
zou het Belastingplan 2025 ook een voorstel bevatten om de tarieven van de derde,
vierde en vijfde schijf van de energiebelasting op aardgas te verhogen. In het hoofdlijnenakkoord
heeft het nieuwe kabinet echter aangekondigd deze verhoging terug te draaien. Ook
bevat het hoofdlijnenakkoord diverse aanwijzingen over beoogde wijzigingen in de milieuheffingen.
Het is echter nog maar de vraag of deze voorstellen ook in het pakket Belastingplan
2025 belanden. Veel van deze voorstellen dienen pas na 2025 in te gaan. Voor de volledigheid
komen deze plannen in het hoofdlijnenakkoord hier toch aan bod. Redactionele aanpassingen
van wetten zijn hier buiten beschouwing gelaten.

Aanpassing van fiscale voertuigdefinities De BPM en MRB hanteren voertuigdefinities die afwijken van de officiële registratie
in het kentekenregister. Het is daardoor bijvoorbeeld mogelijk dat een voertuig in
het kentekenregister staat ingeschreven als een bedrijfsauto, terwijl deze fiscaal
wordt aangemerkt als personenauto. Het voorstel is om in de fiscaliteit vanaf 2025
de officiële voertuigregistraties te volgen.

Aanpassing BPM-tarieven aan nieuwe berekening CO₂-uitstoot De hoogte van de BPM op personenauto’s is afhankelijk van hun CO₂-uitstoot. Europese
regelgeving leidt tot een nieuwe methode waarop men de CO₂-uitstoot van hybride aangedreven
personenauto’s (PHEV’s) moet bepalen. Effectief leidt dit tot een substantieel hogere
CO₂-uitstoot voor PHEV’s met ingang van 1 januari 2025. Per 1 januari 2027 zal een
verdere verhoging plaatsvinden. De BPM kent een specifieke tarieftabel voor PHEV’s
die als gevolg van deze ontwikkeling aanpassing behoeft of misschien zelfs komt te
vervallen.

BPM-forfait voor bestelauto met onbekende CO₂-uitstoot Per 1 januari 2025 vervalt de BPM-vrijstelling voor de bestelauto van een ondernemer.
De BPM zal voor bestelauto’s worden gebaseerd op de CO₂-uitstoot. Van een klein aantal
bestelauto’s is de CO₂-uitstoot onbekend of men zou moeten terugvallen op NEDC in
plaats van WLTP. Zonder aanvullende wetgeving dreigt de BPM voor deze groep voertuigen
daardoor gebaseerd te worden op een onbetrouwbaardere methode of een hoge forfaitaire
waarde. Dat is voor de desbetreffende groep voertuigen onwenselijk. Het voorstel is
om voor deze situatie te voorzien in een specifiek forfait. Dit voorstel zal waarschijnlijk
in het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2025 belanden.

Vereenvoudiging BPM-vrijstelling bestelauto’s gehandicapten Bestelauto’s voor gehandicapten zijn vrijgesteld van BPM. Doordat vanaf 2025 BPM-heffing
plaatsvindt bij reguliere bestelauto’s, zal vaak voorfinanciering moeten plaatsen.
De importeur zal immers eerst de BPM afdragen en pas later de gehandicapte de BPM
terugvragen. Het wetvoorstel Overige Fiscale maatregelen 2025 zal onder andere een
voorstel bevatten om dit proces te vereenvoudigen zodat voorfinanciering is te voorkomen.

Tariefkorting in MRB voor personenauto’s De verwachting is dat het Belastingplan 2025 een maatregel zal bevatten om stagnatie
van de ingroei van emissievrije personenauto’s in het wagenpark te voorkomen. Deze
maatregel bestaat uit de invoering per 1 januari 2026 van een tariefkorting van 40%
in de motorrijtuigenbelasting (MRB) voor emissievrije personenauto’s. Deze korting
zal vervolgens geleidelijk aflopen naar 35% in 2029 en naar 30% in 2030.

Aanvraagprocedure voor MRB nihiltarief voor autobussen De motorrijtuigenbelasting kent een nihiltarief voor autobussen wanneer deze op aardgas
of lpg rijden en wanneer deze hoofdzakelijk worden gebruikt voor het openbaar vervoer.
De wetgeving is onduidelijk over hoe en vanaf welk moment aanspraak is te maken op
het nihiltarief. Het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2025 zal naar verwachting
voorzien in een expliciete verzoekprocedure voor dit nihiltarief.

Elektrisch rijden In het hoofdlijnenakkoord stelt het kabinet dat het de verduurzaming van het wagenpark
wil blijven steunen. De elektrische rijder gaat eerlijk bijdragen, om de opbrengsten
op de lange termijn houdbaar te houden.

Afbouw van vrijstelling in kolenbelasting De kolenbelasting kent een vrijstelling voor de uitslag en de invoer van kolen die
men duaal gebruikt. Oorspronkelijk was in het wetsvoorstel Fiscale klimaatmaatregelen
industrie en elektriciteit onder meer voorgesteld om deze vrijstelling af te bouwen.
De Eerste Kamer heeft dit wetsvoorstel echter verworpen. De verwachting is dat het
nieuwe kabinet zal voorstellen om deze maatregel door te voeren.

Afschaffing van salderingsregeling voor kleine verbruikers Huishoudens en kleine bedrijven kunnen met eigen zonnepanelen opgewekte elektriciteit
terugleveren aan het net. Dankzij de zogeheten salderingsregeling is de jaarlijks
opgewekte elektriciteit weg te strepen tegen het jaarlijkse verbruik. Daarover hoeven
zij geen energiebelasting te betalen. Als iemand meer opwekt dan verbruikt, ontvangt
diegene voor het overschot een vergoeding. Deze vergoeding moet redelijk zijn. In
het hoofdlijnenakkoord is aangegeven dat het nieuwe kabinet de salderingsregeling
voor klein verbruikers met ingang van 1 januari 2027 beëindigd.

Verlaging van energiebelasting op aardgas Het nieuwe kabinet heeft in het hoofdlijnenakkoord aangegeven van plan te zijn de
energiebelasting op aardgas te verlagen. Per 1 januari 2025 moet een verlaging plaatsvinden
van het tarief in de eerste en tweede schijf (tot 170.000 m3) met € 0,028 per m3, oplopend naar € 0,048 per m3 in 2030 (in prijspeil 2024). Dit levert voor een huishouden met een gemiddeld verbruik
(1.050 m3 aardgas) een financieel voordeel op van circa € 29 per jaar in 2025 oplopend naar
circa € 50 per jaar in 2030.

Waterstof krijgt eigen tarief energiebelasting Nu geldt voor waterstof hetzelfde tarief in de energiebelasting als zijn fossiele
tegenhanger aardgas. Daardoor ontbreekt een fiscale prikkel om aardgas te vervangen
door waterstof bij energetische toepassingen. Het Belastingplan 2025 zal daarom naar
verwachting een eigen tarief in de energiebelasting voor waterstof introduceren.

Verhoging belastingvermindering energiebelasting Als gevolg van een amendement op het Belastingplan 2024 vindt een afbouw plaats van
het verlaagde energiebelastingtarief op elektriciteit die wordt geleverd aan bepaalde
walstroominstallaties. Deze afbouw zal in 2033 zijn voltooid; het tarief is dan gelijk
aan het tarief in de derde schijf elektriciteit. Het is de bedoeling dat het voordeel
voor 2024 niet via een tariefverlaging, maar op een andere manier toekomt aan elektriciteitsverbruikers.
Om precies te zijn zal het gaan via een verhoging van de belastingvermindering met
€ 0,04 inclusief btw. In het Wetsvoorstel Belastingplan 2025 zal men dit wettelijk
vastleggen met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2024.

Specificatie vrijstelling energiebelasting bij elektrolyse Er geldt een vrijstelling van energiebelasting voor de levering of het verbruik van
elektriciteit die men gebruikt voor chemische reductie en elektrolytische en metallurgische
procedés. In de toekomst kan de productie van waterstof door middel van elektrolyse
onder de bestaande vrijstelling voor elektriciteitsverbruik voor elektrolytische procedés
vallen. Het Belastingplan 2025 zal een maatregel bevatten die de vrij te stellen processtappen
voor elektrolytische waterstofproductie uitbreidt naar elektriciteitsverbruik bij
de voorbereiding van water voor omzetting. Daarnaast komt er een voorstel om de stappen
met duidelijkere normen te beschrijven.

Aanscherping van CO₂-heffing industrie Al in het Klimaatakkoord is voor de industrie de doelstelling opgenomen om de uitstoot
van broeikasgassen in 2030 met 14,3 megaton te verminderen. In 2021 is de CO₂-heffing
industrie geïntroduceerd om deze emissiereductiedoelstelling voor de industrie te
borgen. Bedrijven die meer broeikasgassen uitstoten dan de vrijgestelde emissieruimte
moeten de heffing betalen over deze uitstoot. De vrijgestelde emissieruimte wordt
toegekend in de vorm van verhandelbare dispensatierechten. Het vorige kabinet heeft
aangekondigd dat het pakket Belastingplan 2025 een apart wetsvoorstel zal bevatten
met wijzigingen van de CO₂-heffing industrie: de Wet aanscherping CO₂-heffing industrie.

Differentiatie naar afstand in vliegbelasting In het hoofdlijnenakkoord is de invoer van een gedifferentieerde vliegbelasting naar
afstand aangekondigd. Vluchten over lange afstanden zullen meer worden belast omdat
deze meer uitstoot hebben. Het nieuwe kabinet verwacht dat deze maatregel een opbrengst
van € 248 miljoen euro oplevert. Overigens zal deze wijziging naar verwachting pas
per 2027 plaatsvinden.

Wijzigingen in de CO₂-heffing glastuinbouw Op grond van de Wet Fiscale Klimaatmaatregelen Glastuinbouw (Wet FKM GTB) vindt op
1 januari 2025 de invoering plaats van de CO₂-heffing glastuinbouw. In de Wet FKM
GTB zijn tijdelijke tarieven opgenomen voor deze heffing. Momenteel vindt een tariefstudie
plaats met als doel de bepaling van de hoogte van het tarief van de heffing. Dit tarief
moet men opnemen in de Wet belastingen op milieugrondslag (Wbm). De wetgever zal dit
realiseren door in het Belastingplan 2025 onder andere een wijziging van de Wet FKM
GTB op te nemen. Een andere wijziging in de Wet FKM GTB betreft de zogeheten placeholder.
Nu is de minister van LNV aangewezen als uitvoerder voor de CO2-heffing glastuinbouw.
Het is nodig dat men dit wijzigt naar de juiste uitvoerder.

Accijns brandstoffen Het nieuwe kabinet heeft in het hoofdlijnenakkoord aangegeven de huidige accijnsverlaging
op brandstoffen met een jaar te willen verlengen tot en met 2025.

Vervallen van verouderde bepalingen over naheffing accijns De Wet op de accijns bevat bepalingen voor het naheffen of teruggeven van accijns
voor veraccijnsde voorraden in het geval van een verhoging respectievelijk verlaging
van de brandstofaccijns. Deze bepalingen bestaan al lang. Maar zij worden bijna altijd
buiten werking gesteld omdat deze voor de Douane onuitvoerbaar zijn. Daarom is het
plan om in het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2025 de desbetreffende wetsartikelen
te schrappen.

Herinvoeren gebruik rode diesel voor landbouw In het hoofdlijnenakkoord is voorgesteld om de zogeheten rode diesel met ingang van
het jaar 2027 opnieuw in te voeren voor de landbouwsector. Rode diesel is diesel die
onder een lager accijnstarief valt dan gewone diesel.

Invoering van circulaire plastic heffing Het hoofdlijnenakkoord rept van een plan om met ingang van het jaar 2028 een circulaire
plastic heffing in te voeren. Aan deze maatregel zitten met ingang van 2028 uitvoeringskosten
verbonden van circa € 5 miljoen structureel.

Bron: MvF 16-04-2024.

Erfbelasting voor biologische kinderen discriminerend

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de Successiewet 1956 in strijd is met het discriminatieverbod.
Het betreft het hoge tarief erfbelasting dat van toepassing is voor een verkrijging
door een kind dat niet juridisch is erkend door zijn biologische vader, maar wel een
nauwe persoonlijke band (family life) met die vader had.

Een man, geboren in 1996, is niet erkend door zijn biologische vader (erflater), maar
wel door de echtgenoot van zijn moeder. De biologische vader is overleden in 2017.
In het testament heeft de biologische vader zijn (niet-erkende) zoon benoemd tot erfgenaam.
De inspecteur heeft op de verkrijging door de niet-erkende zoon tariefgroep II voor
overige verkrijgers toegepast en ook de vrijstelling voor overige verkrijgers. Het
hof heeft geoordeeld dat tariefgroep I van toepassing is alsmede de kindvrijstelling.
Het hof oordeelde dat tariefgroep I en de kindvrijstelling van toepassing was. Bij
de Hoge Raad is in cassatie in geschil of op de verkrijging tariefgroep I en kindvrijstelling
van toepassing is of dat tariefgroep II en vrijstelling voor overige gevallen van
toepassing is.

Oordeel van de Hoge Raad De Hoge Raad heeft geoordeeld dat voor de toepassing van de Successiewet een familierechtelijke
betrekking vereist is. Die ontbrak. Echter, de Hoge Raad heeft erkend dat de Successiewet
in strijd is met het discriminatieverbod van art. 8 en art. 14 EVRM, omdat het onderscheid
maakt tussen huwelijkse en buitenhuwelijkse kinderen. De Hoge Raad kan dit rechtstekort
niet zelf oplossen. Het is aan de wetgever om dit rechtstekort te herstellen. De Hoge
Raad vernietigt de uitspraak van het hof, maar de aanslag blijft in stand. Het tarief
voor overige verkrijgers is van toepassing alsmede de vrijstelling voor overige verkrijgers.
Vanwege overschrijding van de redelijke termijn is de Staat veroordeeld tot betaling
van een immateriële schadevergoeding.

Bron: Hoge Raad 06-09-2024.

Tot en met 30 september 2024 SLIM-subsidie aan te vragen

MKB-ondernemers, samenwerkingsverbanden en grootbedrijven uit de sectoren landbouw,
horeca en recreatie met personeel kunnen tot en met 30 september 2024, 17.00 uur weer
een aanvraag indienen voor de Stimuleringsregeling leren en ontwikkelen in het MKB
(SLIM). Ook kan men reageren op een wijzigingsregeling SLIM-subsidie die ter internetconsultatie
is aangeboden.

De SLIM-subsidie is bedoeld om een leerrijke werkomgeving te stimuleren in het MKB.
De subsidie kan worden aangevraagd voor allerlei initiatieven die zijn gericht op
leren en ontwikkelen, zoals het onderzoeken van scholings- en opleidingsbehoeften
in een onderneming en het laten ontwikkelen van loopbaanadviezen voor werkenden in
de onderneming. Daarnaast biedt de regeling ruimte voor initiatieven gericht op het
ontwikkelen of invoeren van een methode die werknemers in de onderneming stimuleert
kennis, vaardigheden en beroepshouding verder te ontwikkelen. Er kan subsidie worden
aangevraagd voor:

  • de doorlichting van de onderneming wat resulteert in een opleidings- of ontwikkelplan
    dat gericht is op het inzichtelijk maken van de ontwikkelbehoefte om de leerrijke
    werkomgeving te versterken. In 2024 kan men ook subsidie krijgen voor een leercultuurscan;

  • loopbaan- en ontwikkeladviezen;

  • ondersteuning en begeleiding bij het ontwikkelen of invoeren van een leer- en ontwikkelmethode.
    De L&O-methode moet gericht te zijn op het leren en ontwikkelen van werknemers binnen
    de onderneming en dient werknemers te stimuleren om op een structurele wijze hun kennis,
    vaardigheden en beroepshouding verder te ontwikkelen tijdens hun werkzaamheden;

  • het bieden van een praktijkleerplaats in de derde leerweg.

Subsidie Het subsidiebedrag is afhankelijk van de aanvrager. Individuele MKB-ondernemers,
met uitzondering van landbouwbedrijven, ontvangen maximaal € 25.000 subsidie. Voor
landbouwbedrijven bedraagt de maximale subsidie € 20.000. De subsidie voor een samenwerkingsverband
is maximaal € 500.000 maar de subsidie per samenwerkingspartners is maximaal € 200.000.
De subsidie voor grootbedrijven in de horeca, landbouw en recreatie is maximaal € 200.000.

Om subsidie te kunnen aanvragen moet men zich eerst registreren als aanvrager op het
subsidieportaal van Uitvoering Van Beleid (https://www.mijnuitvoeringvanbeleidszw.nl/runtime/server/session/login.html). Per aanvraagtijdvak kan een aanvrager slechts één aanvraag doen. Omdat de subsidieregeling
populair is, bestaat de kans dat het subsidieplafond wordt overschreden. De volgorde
van afhandeling wordt dan bepaald door middel van loting. Meer informatie hierover
en over de benodigde formats vindt u op https://www.uitvoeringvanbeleidszw.nl/subsidies-en-regelingen/slim/aanvragen

Internetconsultatie De SLIM-regeling is sinds 2020 beschikbaar en loopt aan het eind van dit jaar af
omdat de maximale termijn van vijf jaar is bereikt. Daarom is het nodig dat de regeling
wordt verlengd door middel van een wijzigingsregeling. Naast de verlenging wordt een
aantal inhoudelijke wijzigingen doorgevoerd. Dat is om de regeling meer in lijn te
brengen met het Uniform Subsidiekader. Ook vervalt de mogelijkheid voor grootbedrijven
om subsidie aan te vragen. Men kan daarnaast geen subsidie meer aanvragen voor het
aanbieden van praktijkleerplaatsen. De wijzigingsregeling ligt tot 20 september 2024
ter consultatie (https://www.internetconsultatie.nl/verlenging_slim_regeling/b1).

Bron: Min. SZW 15-08-2024.

© lArcade 2024