Inloggen

Archief

Borg staan voor bv met negatief vermogen is onzakelijk

Als een dga borg staat voor een bv die op dat moment al een negatief vermogen heeft,
vormt dat een aanwijzing dat de borgstelling onzakelijk is.

Een dga en zijn holding zijn in 2004 gezamenlijk eigenaar geworden van een pand met
een woon- en kantoorgedeelte. De dga is voor 66,7% eigenaar, terwijl de holding voor
33,3% eigenaar is. De bank heeft een recht van hypotheek op het pand gekregen. De
dga staat bovendien borg voor de holding tot een maximaal bedrag van € 230.000. Eind
2007 gaat de dga een tweede borgstelling aan, nu ten behoeve van zijn holding en haar
dochtervennootschap. Het maximumbedrag van de tweede borgstelling is € 259.500. Wanneer
de bank de dga als borg aanspreekt, wil hij zijn regresvordering op de holding en
de dochtervennootschap afwaarderen. Volgens de inspecteur is de afwaardering niet
fiscaal aftrekbaar, omdat de tweede borgstelling onzakelijk is. De dga start daarop
een beroepsprocedure.

Borgstelling vanuit aandeelhoudersmotieven De Belastingdienst maakt voor Hof Den Haag aannemelijk dat een derde de tweede borgstelling
niet was aangegaan zonder daarvoor een winstafhankelijke vergoeding te vragen. Het
hof vindt daarbij van bijzonder belang dat op het moment van het aangaan van de tweede
borgstelling het eigen vermogen van de dochtervennootschap negatief was. Bovendien
is de tweede borgstelling niet vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst. De dga,
de holding en de dochtervennootschap zijn evenmin een borgstellingsvergoeding overeengekomen.
Er zijn in het geheel geen zekerheden gesteld. Verder geldt de aansprakelijkstelling
voor oude en nieuwe schulden, waarbij geen einddatum is overeengekomen. De oneindigheid
van de borgstelling en de onbepaaldheid van de schuldensituatie brengen mee dat geen
zakelijke, winstonafhankelijke borgstellingsvergoeding is te berekenen. Het hof concludeert
dat de dga de tweede borgstelling vanuit aandeelhoudersmotieven is aangegaan. Daarom
mag hij de regresvordering niet ten laste van zijn belastbaar inkomen afwaarderen.

Bron: Hof Den Haag 10-07-2024 (gepubl. 30-09-2024).

€ 1,6 miljard voor verduurzaming en innovatie dankzij vrachtwagenheffing

Van 2026 tot 2030 wordt meer dan € 1,6 miljard geïnvesteerd in de verduurzaming en
innovatie van de vervoerssector, dankzij de invoering van de vrachtwagenheffing. De
netto-opbrengst van deze heffing wordt in de sector geïnvesteerd.

Een belangrijk onderdeel van deze investering is de Aanschafsubsidieregeling Zero-Emissie
Trucks (AanZET), die de aankoop van emissievrije vrachtwagens stimuleert. Op 1 oktober
was er nog € 22 miljoen beschikbaar voor deze regeling, maar door de grote belangstelling
was dit budget binnen twee dagen uitgeput. Ook in het verleden was er steeds een overweldigende
vraag naar de subsidie, waardoor het beschikbare budget telkens binnen enkele dagen
op was. AanZET zal ook in de komende jaren weer beschikbaar zijn.

Het ministerie gaat de komende jaren vijf maatregelen uitvoeren om de transitie naar
een duurzame vervoerssector te ondersteunen. Meer dan de helft van de beschikbare
€ 1,6 miljard, namelijk ongeveer € 980 miljoen, wordt besteed aan AanZET. Daarnaast
worden subsidies verstrekt voor de aanleg van laadpalen voor elektrische vrachtwagens
en waterstof-vrachtwagens en -tankstations. Ook is er geld gereserveerd voor onderzoek
naar innovaties zoals opladen tijdens het rijden en maatregelen om de efficiëntie
in de logistiek te verbeteren.

Vanaf 2026 zullen binnenlandse en buitenlandse vrachtwagens vrachtwagenheffing betalen
voor het gebruik van de Nederlandse wegen. Deze heffing geldt voor vrachtwagens met
een gewicht van 3.500 kg of meer. De vrachtwagens betalen gemiddeld € 0,167 per gereden
kilometer (prijspeil 2023). Hoe schoner en lichter de vrachtwagen, hoe lager de heffing.

Bron: Min. I&W, 04-10-2024.

Bij twijfel over bevoegdheid, overleg nieuwe volmacht

Als een gemachtigde vaker tegen de wil van de belanghebbende doorprocedeert, riskeert
hij dat de rechter om een nieuwe volmacht vraagt.

Een bv die zich onder meer bezig houdt met WOZ-dienstverlening is in hoger beroep
gegaan tegen een WOZ-beschikking. Daarbij stelt de bv te handelen namens de eigenaar
van de onroerende zaak. De bv overlegt een volmacht die door de eigenaar in maart
2021 is ondertekend. De volmacht is verleend aan een natuurlijke persoon en iedere
huidige en toekomstige medewerker van de bv. Maar in een e-mailbericht stelt de eigenaar
van verder procederen te willen afzien. Ook heeft de bv in een eerdere zaak tegen
de wil van de toenmalige belanghebbende doorgeprocedeerd onder een herroepen volmacht.
Het hof betwijfelt daarom of de volmacht in deze zaak nog wel geldig is. Het hof vraagt
dan ook aan de bv of zij een nieuwe volmacht wil overleggen. De bv meent echter dat
de eerder overlegde volmacht volstaat en weigert een nieuwe machtiging te overleggen.

Twijfel blijft bestaan Omdat de bv geen nieuwe volmacht overlegt, blijft de twijfel bestaan bij het hof.
Het hof constateert dat de bv in de voorgaande zaak bewust tegen de wil van de belanghebbende
hoger beroep heeft ingesteld. De bv heeft dus toen geprocedeerd zonder daartoe op
dat moment nog vertegenwoordigingsbevoegd te zijn. De bv heeft haar handelswijze tijdens
deze procedure hardnekkig verdedigd. Het hof concludeert dat geen sprake was van een
onbedoelde misslag. De reële mogelijkheid bestaat dat het hier gaat om een meer structurele
handelswijze van de bv. Door dit alles gaat het hof ervan uit dat de eigenaar van
de onroerende zaak de volmacht heeft ingetrokken. Het hof verklaart het hoger beroep
daarom niet-ontvankelijk omdat de gemachtigde het onbevoegdelijk heeft ingesteld

Bron: Hof Amsterdam 24-09-2024 (gepubl. 02-10-2024).

Bv staat vergoeding af aan dga, PEB valt vrij

Laat een bv met een pensioen in eigen beheer een winstbestanddeel toekomen aan haar
dga? Maar wordt haar vermogen daardoor negatief? Dan telt dit als een afkoop van het
pensioen in eigen beheer.

Een man is directeur en enig aandeelhouder van een bv. Als gevolg van de bouwwerkzaamheden
van een bouwbedrijf heeft de bv schade geleden. De bv voert daarop een civiele procedure
tegens het bouwbedrijf. Na faillissement van het bouwbedrijf sluiten de partijen medio
januari 2015 een vaststellingsovereenkomst. Daarin is een schadevergoeding voor de
bv overeengekomen van € 692.062,29. De schadevergoeding is gestort op de bankrekening
van de dga. De bv heeft een pensioenverplichting tegenover haar dga. Ultimo 2015 bedraagt
de balanswaarde van deze verplichting € 229.238. De Belastingdienst meent dat de schadevergoeding
in 2015 tot de winst van de bv behoort. Door dit bedrag te laten storten op de rekening
van de dga heeft de bv een winstuitdeling gedaan, aldus de fiscus. Bovendien stelt
de inspecteur dat een afkoop van de pensioenverplichting heeft plaatsgevonden met
alle gevolgen van dien. De dga is het daar niet mee eens en gaat in beroep.

Negatief vermogen door afgestane schadevergoeding De beroepsprocedure tegen de aanslag inkomstenbelasting over 2015 gaat over diverse
correcties. De inspecteur laat een paar correcties tijdens de zitting vallen, zodat
het beroepschrift van de dga om die reden al gegrond is. Maar Rechtbank Zeeland-West-Brabant
vindt wel dat het pensioen in eigen beheer (PEB) is vrijgevallen. De schadevergoeding
behoort inderdaad tot de winst van de bv. Doordat de schadevergoeding het vermogen
van de bv heeft verlaten, is dat vermogen negatief geworden. Daardoor kan de bv de
pensioenverplichting niet meer nakomen. Dit telt fiscaal gezien als een afkoop van
het pensioen. Het verschil tussen de schadevergoeding en de fiscale afkoopsom van
het pensioen vormt een winstuitdeling. Als de hele schadevergoeding zou tellen als
een winstuitdeling, zou immers een dubbeltelling plaatsvinden.

Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 17-09-2024 (gepubl. 03-10-2024).

Tweede Kamer wil zachtere landing bij opheffen handhavingsmoratorium

De Tweede Kamer heeft 1 oktober voor een motie gestemd over het wijzigen van de handhavingsstrategie
ten behoeve van een zachtere landing bij het opheffen van het handhavingsmoratorium.

Volgens de indieners van de motie is er veel onduidelijkheid en onrust onder zzp’ers
en opdrachtgevers, waardoor veel opdrachtgevers preventief afzien van samenwerking
met zzp’ers, terwijl dat wettelijk gezien niet nodig is. De motie verzoekt de regering
de handhavingsstrategie zo te wijzigen door voorlopig, voor in ieder geval één jaar,
risicogericht te gaan handhaven, met de focus op probleemgevallen zoals gedwongen
zelfstandigheid, onderbetaling, evidente schijnzelfstandigen en arbeidsmigratieconstructies.
Ook de volgende moties zijn aangenomen:

  • Motie over voor 1 november 2024 een duidelijk afwegingskader voor handhaving publiceren
    op de website van de Belastingdienst.

  • Motie over in de handhaving coulant omgaan met onbewust onbekwame zelfstandigen en
    niet direct overgaan tot het opleggen van boetes.

  • Motie over verkennen hoe de agrarische sector kan worden uitgezonderd van de arbeidsongeschiktheidsverzekering
    voor zelfstandigen.

  • Motie over ervoor zorgen dat per 1 januari 2025 geen schijnzelfstandigen meer werkzaam
    zijn binnen de rijksdienst.

  • Motie over vooroverleg over beoordeling van arbeidsrelaties faciliteren en reeds goedgekeurde
    modelovereenkomsten effectief van kracht laten blijven.

Bron: Tweede Kamer, 01-10-2024.

© lArcade 2024